17

Filippi 1:8 – God is mijn getuige Want God is mijn getuige, hoe ik naar jullie allen verlang in innerlijke gevoelens van Christus Jezus. Paulus’ band met de Filippiërs was niet gebaseerd op vleselijke connecties. Integendeel zelfs. Veel van de gelovigen tot wie hij zich richt waren naar het vlees onbesneden. Zij maakten deel uit van de natiën en stonden niet in een verbondsrelatie met God. Maar dat was voor Paulus irrelevant geworden – hij rekende vanuit de regel van de nieuwe schepping (Gal.6:15,16). De eenheid die Paulus koesterde, was gebaseerd op hun deelname aan het Evangelie van Gods genade (1:5,7). Hoe kon Paulus zijn lezers overtuigen van de realiteit van zijn grote verlangen naar zijn lezers, anders dan God als getuige daarbij aan te roepen? Want slechts Hij wist dat Paulus niet overdreef. De “innerlijke gevoelens” waarvan hier sprake is, verwijzen in het Grieks letterlijk naar de “ingewanden” (hetzelfde woord als in Hand.1:18). De ingewanden worden in de Schrift beschouwd als de zetel van gevoelens. Een heel voor de hand liggende associatie. Want brengen ook wij gevoelens daarmee niet in verband? De maag keert zich om. De adem wordt benomen. Het hart klopt sneller. De nieren worden geproefd. Kortom, gevoelens ervaren we heel lijfelijk. Zelfs bij Christus Jezus, de opgewekte, is dat het geval! 19

18 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication