0

NAAR ZIJN RIJKDOM DE FILIPPI-BRIEF vers voor vers besproken André Piet Stichting GoedBericht

Colofon Titel: NAAR ZIJN RIJKDOM DE FILIPPI-BRIEF, vers voor vers besproken © 2023 André Piet, goedbericht.nl Eerste druk: november 2023 Uitgever: Stichting GoedBericht, Rijnsburg Alle rechten voorbehouden Samenstelling en vormgeving: EON, evangelieomniet.nl Foto cover © BlackJack3D via Canva Technische realisatie: Cora Sanders, Schrijverspunt ISBN 978-94-6266-308-4 NUR 707

INHOUD FILIPPI 1 Filippi 1:1 – aan al de heiligen 11 Filippi 1:1 – opzieners en dienaren 12 Filippi 1:2 – diepgang in een gangbare groet 13 Filippi 1:3,4 – danken en blijdschap 14 Filippi 1:4, 5 – deelname aan het Evangelie 15 Filippi 1:6 – wiens goede werk …? 16 Filippi 1:6 – de dag van Christus Jezus 17 Filippi 1:7- mede-deelnemers van de genade 18 Filippi 1:8 – God is mijn getuige 19 Filippi 1:9,10 – onderscheidingsvermogen 20 Filippi 1:10,11 – wie zorgt voor vrucht? 21 Filippi 1:12 – een gesloten deur en een geopend venster 22 Filippi 1:13 – getuigenis op het hoogste niveau 23 Filippi 1:14 – gevangenschap boeit niet 24 Filippi 1:15 – met welk motief? 25 Filippi 1:16,17 – Paulus, de apologeet 26 Filippi 1:18 – tel je zegeningen 27 Filippi 1:19 – Paulus’ uitzicht op vrijlating 28 Filippi 1:20 – Christus groot gemaakt 29 Filippi 1:21 – te leven is voor mij Christus … 30 Filippi 1:22 – geen menselijke inspraak 31 Filippi 1:23,24 – met Christus te zijn 32 Filippi 1:25 vooruitgang & vreugde 33 Filippi 1:26 – overvloedige roem 34 Filippi 1:27 – als ambassadeurs 35 Filippi 1:27 – één geest, één ziel 36 Filippi 1:27 – één front 37 5

Filippi 1:28 – niet laten intimideren door tegenstanders 38 Filippi 1:29 – genade en nog eens genade 39 Filippi 1:30 – lijden in de strijd 40 FILIPPI 2 Filippi 2:1 – aanmoediging in Christus 43 Filippi 2:2 – het ene gezind 44 Filippi 2:3 – eigenbelang versus nederigheid 45 Filippi 2:4 – eigenbelang in perspectief 46 Filippi 2:5,6 – de gezindheid in Christus Jezus 47 Filippi 2:6,7 – in Gods gestalte zijnde 48 Filippi 2:7 – maar Zichzelf ontledigt… 49 Filippi 2:8 – gehoorzaam tot de dood van het kruis 50 Filippi 2:9 – uitermate verhoogd 51 Filippi 2:9,10 – de naam boven alle naam 52 Filippi 2:10 – in de naam van Jezus 53 Filippi 2:11 – tot heerlijkheid van God, de Vader 54 Filippi 2:12 – met vreze en beven 55 Filippi 2:13 – het willen en het werken 56 Filippi 2:14,15 – alles zonder mopperen 57 Filippi 2:15 – onkreukbaar, ongekunsteld en onbesmet 58 Filippi 2:15,16 – als sterren in de nacht 59 Filippi 2:16 – mij tot roem in Christus’ dag 60 Filippi 2:17 – geplengd worden 61 Filippi 2:17,18 – verblijden en nog eens verblijden 62 Filippi 2:19 – eu-psycho 63 Filippi 2:20,21 – bezorgd en bezorgd is twee 64 Filippi 2:22 – beproefd en getest 65 Filippi 2:23,24 – wachten op het startschot 66 Filippi 2:25 – Epafroditus 67 Filippi 2:26,27 – tel je zegeningen 68 Filippi 2:28,29 – gewaardeerde mensen! 69 6

Filippi 2:30 – zijn ziel geriskeerd 70 FILIPPI 3 Filippi 3:1 – verheug je! 73 Filippi 3:2 – pas op voor de honden! 74 Filippi 3:3 – vlees of geest? 75 Filippi 3:4 – vertrouwen op vlees? 76 Filippi 3:5 – van het zuiverste water 77 Filippi 3:5 – naar wet Farizeeër 78 Filippi 3:6 – naar ijver een vervolger van de ekklesia 79 Filippi 3:6 – bijna perfect 80 Filippi 3:7,8 – hoe winst een schadepost werd 81 Filippi 3:8 – schade en drek 82 Filippi 3:9 – rechtvaardigheid uit God! 83 Filippi 3:10 – Hem te kennen…! 84 Filippi 3:10,11 – gelijkvormig wordend aan Zijn dood 85 Filippi 3:11 – de uitopstanding vanuit de doden 86 Filippi 3:12 – nog niet gearriveerd 87 Filippi 3:13,14 – één ding! 88 Filippi 3:14 – de trofee van de roeping van God 89 Filippi 3:14 – de roeping van omhoog, in Christus Jezus 90 Filippi 3:15,16 – in dat spoor verder 91 Filippi 3:17 – Paulus’ mede-navolgers 92 Filippi 3:18 – vijanden van het kruis van Christus 93 Filippi 3:19 – gezind op de aardse dingen 94 Filippi 3:20 – ons burgerschap is in de hemelen 95 Filippi 3:21 – vernedering versus heerlijkheid 96 Filippi 3:21 – die ons lichaam zal transformeren 97 Filippi 3:21 – Zijn vermogen 98 FILIPPI 4 Filippi 4:1 – eer en onderscheiding 101 7

Filippi 4:2,3 – de neuzen in één richting 102 Filippi 4:3 – namen in het boek des levens 103 Filippi 4:4 – altijd blij! 104 Filippi 4:5 – inschikken & schik in 105 Filippi 4:6 – in geen ding bezorgd 106 Filippi 4:6 – alles met dankzegging 107 Filippi 4:6,7 – de vrede van God 108 Filippi 4:7 – als in een vesting 109 Filippi 4:8 – positief denken niet los verkrijgbaar 110 Filippi 4:9 – rolmodel Paulus 111 Filippi 4:10 – eindelijk opbloeien 112 Filippi 4:11 – autarkie 113 Filippi 4:12 – in alle dingen ingewijd 114 Filippi 4:13 – sterk in Hem die mij kracht geeft! 115 Filippi 4:14 – deelgenoten in Paulus’ verdrukking 116 Filippi 4:15 – solidair 117 Filippi 4:16 – onvergetelijke verrassingen 118 Filippi 4:17 – delen = vermenigvuldigen 119 Filippi 4:18 – een welriekend offer aan God 120 Filippi 4:19 – naar Zijn rijkdom! 121 Filippi 4:20 – aan onze God en Vader de heerlijkheid! 122 Filippi 4:21,22 – groeten over en weer 123 Filippi 4:23 – genade als slotwoord 124 Bijbelteksten: werkvertaling op basis van Interlinear Scripture Analyzer (scripture4all.org). 8

NAAR ZIJN RIJKDOM FILIPPI 1 9

Filippi 1:1 – aan al de heiligen Paulus en Timotheüs, slaven van Christus Jezus, aan al de heiligen in Christus Jezus die in Filippi zijn, samen met opzieners en dienaren. In deze brief die we vers voor vers willen doornemen is Paulus aan het woord en vandaar ook in de ik-vorm geschreven. Dat hij tevens Timotheüs als afzender vermeldt, zal zijn omdat deze met hem verbleef als zijn ‘kind’ en medewerker (2:22). Kort nadat Paulus ooit Timotheüs had leren kennen (Hand.16:1-4) en met hem de oversteek naar Macedonië had gemaakt, arriveerden ze in Filippi. In deze Romeinse kolonie (Hand.16:12) had onder nogal bewogen omstandigheden het Goede Bericht weerklank gevonden (Hand.16:11-40). Toen Paulus deze brief schreef vanuit zijn gevangenschap in Rome (Filp.1:13; Hand.28:30), waren er inmiddels meer dan tien jaren verstreken sinds hij hen had bezocht. De band met de gelovigen te Filippi was nog steeds allerhartelijkst, mede doordat zij Paulus bij herhaling hebben ondersteund met hun bijdragen (4:15,16). Paulus schrijft niet als apostel (= afgevaardigde) maar als slaaf van Christus Jezus. Hij hoeft zijn gezag niet te laten gelden en leerstellig bevat de brief nauwelijks nieuwe elementen. Paulus’ autoriteit is niet in het geding. De brief is vooral praktisch van aard, ter ondersteuning van “al de heiligen”. “Heiligen”, want apart gezet “in Christus Jezus”. 11

Filippi 1:1 – opzieners en dienaren … aan al de heiligen in Christus Jezus die in Filippi zijn, samen met opzieners en dienaren. Door zijn brief nadrukkelijk te richten “aan al de heiligen (…) die in Filippi zijn” onderstreept Paulus op voorhand de eenheid. Dat is altijd een nuttige reminder, vooral wanneer concurrentie en conflict op de loer liggen (2:2,3; 4:2). Dit is de enige keer dat in een gemeentelijke brief melding gemaakt wordt van “opzieners”. Een opziener (Gr. episkopos) is iemand die omziet naar maar tevens opzicht/toezicht houdt over. In de Titusbrief lezen we dat Paulus Titus op het eiland Kreta achterliet, om in de diverse steden opzieners aan te stellen die zouden toezien op “de gezonde leer” (Tit.1:9). De opziener oefent geen macht uit maar is verantwoordelijk voor wat in een vergadering (ekklesia) wordt onderwezen (Tit.1:9). Nooit lezen we over een raad of college van opzieners. Opziener-schap is geen instituut. Het feit dat Paulus over “opzieners” in het meervoud spreekt, suggereert dat men in meerdere locaties te Filippi samenkwam. Behalve opzieners zijn er ook “dienaren” (Gr. diakonos). Dat zijn mannen of vrouwen (Rom.16:1,2) die in de breedste zin des woords zich dienstbaar maken in de ekklesia. Hoewel hun werk vaak niet wordt opgemerkt, zijn ze in de praktijk onmisbaar! 12

Filippi 1:2 – diepgang in een gangbare groet … Genade [is] met jullie en vrede van God, onze Vader en van de Heer Jezus Christus. Dit is de standaard groet waarmee al Paulus’ brieven aanvangen. Hij sluit in de aanhef van zijn brieven aan op de Griekse gewoonte door eerst de afzender te vermelden, dan de geadresseerden en vervolgens de groet. Twee begrippen domineren in de groet: genade en vrede. Het eerste verwijst naar de gewone Griekse groet (charis = vreugde om niet) en het tweede naar de standaard Hebreeuwse groet (sjaloom = vrede). Toch is het noemen van ‘genade en vrede’ meer dan alleen een combinatie van de Griekse en Hebreeuwse groet. Alleen de volgorde is al veelzeggend: eerst is er genade en vervolgens vrede. Slechts wie genade kent zal ook kunnen verstaan wat vrede betekent. Vrede kan nooit gebaseerd zijn op eigen werken. De volle betekenis en waarde van ‘genade en vrede’ is gelegen in de bron van waaruit het voortkomt, namelijk “van God, onze Vader”. Hij is God, d.w.z. Degene die alles een plaats geeft en bovendien “onze Vader”. Met dat laatste is gezegd dat wijzelf uit Hem voortkomen. Gods vaderschap garandeert Zijn liefde die Hij heeft bewezen in “de Heer Jezus Christus”. Deze bron van genade en vrede is onuitputtelijk! 13

Filippi 1:3,4 – danken en blijdschap Ik dank mijn God telkens als ik jullie gedenk, altijd in al mijn gebeden bid ik voor jullie allen met vreugde … Geen brief waar verhoudingsgewijs zo vaak sprake is van ‘vreugde’ als in deze Filippi-brief. Wanneer we alle vormen van het grondwoord (= charis) bij elkaar optellen, komen we op een totaal van 23 keer. Paulus mag dan een gevangene zijn met veel zorgen aan zijn hoofd (dat zal later blijken), hij betoont zich voortdurend een blij man. Hoe kan dat? Wat is het geheim van Paulus’ vreugde? Het eerste antwoord op deze vraag is: Paulus dankt zijn God telkens en altijd in zijn gebeden. Er is vanuit de Griekse taal, waarin deze woorden staan opgetekend, een direct taalkundig verband tussen ‘danken’ (Gr. eu-charis) en ‘vreugde’ (charis) oftewel ‘genade’. Danken betekent vanuit het Grieks zoiets als ‘goeie genade’! Vreugde of blijdschap is geen op zichzelf staande emotie, maar een logisch ‘bijproduct’ van danken. Terwijl danken op haar beurt weer een uitwerking is van besef van genade. Je ontvangt iets ‘om niet’ en wanneer je je daarvan bewust wordt, zeg je ‘dank U wel’! Hoe meer een mens dankt, des te blijer hij wordt. En omdat Paulus voortdurend dankt in al zijn gebeden is hij altijd, ondanks alles, blij! 14

Filippi 1:4, 5 – deelname aan het Evangelie Ik dank mijn God telkens als ik jullie gedenk, altijd in al mijn gebeden bid ik voor jullie allen met vreugde, over jullie deelname aan het Evangelie, vanaf de eerste dag tot nu toe. Paulus is zo dankbaar voor wat de Filippiërs voor hem betekenen, dat hij hen voortdurend noemde in zijn dankgebeden. Het motief van die dankbaarheid noemt hij in vers 5: de deelname van de Filippiërs aan het Evangelie. Niet als een tijdelijke bevlieging, maar “vanaf de eerste dag tot nu toe”. Dat was inmiddels al meer dan tien jaar; de tijd tussen Handelingen 16:11 en 28:30. Het woord voor “deelname” in deze tekst is in Grieks koi-noonia dat letterlijk ‘gemeenschap’ betekent en meestal zo wordt vertaald. Paulus bracht het Evangelie en de Filippiërs deelden daarin. Ongetwijfeld hebben zij het Goede Bericht zelf eveneens doorgegeven, maar in deze brief wijst Paulus vooral op hun deelnemen aan zijn arbeid in het Evangelie (4:15,16). Vanaf de aanvang hebben zij Paulus ondersteund en voortgeholpen. Niet alleen toen hij bij hen was, maar ook na zijn vertrek hebben ze hem geheel vrijwillig telkens bijdragen gestuurd. Daarmee bewezen deze Filippiërs dat het Evangelie zoals Paulus dit predikte, hun hart had. Deze deelname was geen lippendienst, maar metterdaad! 15

Filippi 1:6 – wiens goede werk …? Hiervan ben ik overtuigd dat Hij die een goed werk in jullie is begonnen dit zal volbrengen tot op de dag van Christus Jezus. Het goede werk waarvan hier sprake is, is de “deelname aan het Evangelie” van de Filippiërs. “Vanaf de eerste dag tot nu toe” (1:5). Dit goede werk was niet de verdienste van de Filippiërs, nee, Paulus is ervan overtuigd dat God dit goede werk in hen begonnen is! We lezen van de eerste vrouw die in Filippi het Evangelie vernam (Lydia de purperverkoopster) dat God haar hart opende, zodat ze aandacht gaf aan wat door Paulus werd gesproken (Hand.16:14). Het is zoals Paulus in Romeinen 8 onderwijst: degenen die God voorbestemt, die roept Hij en die rechtvaardigt Hij ook (Rom.8:30). Vandaar dat zij “naar zijn voornemen geroepenen” zijn (Rom.8:28). “… opdat het naar uitverkiezend voornemen van God zou blijven, niet vanuit werken maar vanuit Degene die roept …” (Rom.9:11). God is Degene die tevoren bestemt. Hij roept en Hij opent harten. En omdat Hij Degene is die het goede werk begint, is Hij ook Degene die garant staat voor de goede afloop. Dat maakt het Evangelie tot een onaantastbaar Goed Bericht. Want alles is Gods werk. Vanaf het begin tot aan het einde! 16

Filippi 1:6 – de dag van Christus Jezus Hiervan ben ik overtuigd dat Hij die een goed werk in jullie is begonnen dit zal volbrengen tot op de dag van Christus Jezus. Het goede werk waarmee God ooit begon bij de gelovigen in Filippi, zal Hij ook volbrengen. Daarvan is Paulus overtuigd. “… tot op de dag van Christus Jezus”. Dat is de dag waarin Gods werk aan de gelovigen voltooid zal zijn en zij rein en onberispelijk zullen blijken (1Kor.1:8; 1:10). Alom zal dan roem klinken om wat God in ons leven heeft gedaan (2Kor.1:14). Uitdrukkingen als “de dag van Christus Jezus” komen we alleen bij Paulus tegen. Dat Zijn naam (al of niet voluit) in deze uitdrukking doorklinkt, onderstreept het persoonlijke en meer intieme karakter van die dag, waarop we Hem in levende lijve zullen begroeten. Dit typeert wellicht tevens het verschil met “de dag van de Heer”. Die laatste uitdrukking klinkt afstandelijker omdat het verwijst naar een openlijk en vaak hardhandig ingrijpen (vergl. Joël 2:31). Bovenal noemt Paulus het “de dag van Christus Jezus” omdat dan de ekklesia die Zijn lichaam is, haar heerlijke bestemming zal bereiken. Het is de dag van opstanding en transformatie naar onsterfelijkheid. Het is de dag van ‘de wegrukking’ waarna we vervolgens voor altijd samen met Hem zullen zijn (1Thes.4:17)! 17

Filippi 1:7- mede-deelnemers van de genade Het is recht zoals ik over jullie allen gezind ben, omdat jullie mij in jullie hart dragen, zowel in mijn boeien alsook in de verantwoording en bevestiging van het Evangelie, zijn jullie allen mijn mede-deelnemers van de genade. Gewoonlijk meent men dat Paulus dit schreef toen hij in Rome gevangen was (Hand.28:30) of eventueel in de twee voorafgaande jaren in Caesarea (Hand.24:27). Hoe dan ook, vanaf de aanvang dat Paulus de Filippiërs het Evangelie had verkondigd, was er een warme band tussen hen beide geweest (1:5). Het was voor Paulus niet meer dan vanzelfsprekend om de Filippiërs toegenegen te zijn, omdat zij allen hem voortdurend in hun hart droegen. Zij waren zijn “mede-deelnemers van de genade”. Actief steunden zij Paulus in zijn gevangenschap, maar ook in zijn verdediging en bevestiging van het Evangelie. Van het Griekse woord voor ‘verantwoording’ (= apologia) is ons woord ‘apologetiek’ afgeleid. Het duidt op het vermogen aanvallen te kunnen pareren en bewijs te leveren. Zo heeft Paulus zich verantwoord tegenover de Joden in Jeruzalem en voor het gerecht in Caesarea (Hand.22:1; 25:16). Hij beschouwde het als een voorrecht (genade!) dit te mogen doen en de Filippiërs deelden in Paulus’ strijd. Zij stonden pal voor wat Paulus naar voren bracht. Nog steeds komt het daarop aan! 18

Filippi 1:8 – God is mijn getuige Want God is mijn getuige, hoe ik naar jullie allen verlang in innerlijke gevoelens van Christus Jezus. Paulus’ band met de Filippiërs was niet gebaseerd op vleselijke connecties. Integendeel zelfs. Veel van de gelovigen tot wie hij zich richt waren naar het vlees onbesneden. Zij maakten deel uit van de natiën en stonden niet in een verbondsrelatie met God. Maar dat was voor Paulus irrelevant geworden – hij rekende vanuit de regel van de nieuwe schepping (Gal.6:15,16). De eenheid die Paulus koesterde, was gebaseerd op hun deelname aan het Evangelie van Gods genade (1:5,7). Hoe kon Paulus zijn lezers overtuigen van de realiteit van zijn grote verlangen naar zijn lezers, anders dan God als getuige daarbij aan te roepen? Want slechts Hij wist dat Paulus niet overdreef. De “innerlijke gevoelens” waarvan hier sprake is, verwijzen in het Grieks letterlijk naar de “ingewanden” (hetzelfde woord als in Hand.1:18). De ingewanden worden in de Schrift beschouwd als de zetel van gevoelens. Een heel voor de hand liggende associatie. Want brengen ook wij gevoelens daarmee niet in verband? De maag keert zich om. De adem wordt benomen. Het hart klopt sneller. De nieren worden geproefd. Kortom, gevoelens ervaren we heel lijfelijk. Zelfs bij Christus Jezus, de opgewekte, is dat het geval! 19

Filippi 1:9,10 – onderscheidingsvermogen En dit bid ik, dat jullie liefde nog meer en meer overvloedig worde, in besef en alle fijngevoeligheid, om te beproeven de dingen die verschil maken … Het was Paulus’ gebed dat de liefde die hij bij de Filippiërs opmerkte, nog meer overvloedig zou worden. Van een mens zou dit teveel gevraagd zijn, maar over wat God vermag te doen denken we per definitie te klein. Hij kan zoveel meer in ons bewerken dan we ooit voor mogelijk houden (vergl. Ef.3:20). Paulus is zich daarvan bewust en daarom bidt hij voor de Filippiërs om nóg meer liefde “in besef en alle fijngevoeligheid”. God kan dat geven! Het Griekse woord epignosis (lett. op-kennis) suggereert vanuit de woordopbouw, dat het de kennis te boven gaat. Het veronderstelt weliswaar kennis, maar het is zoveel meer dan dat. ‘Epi-gnosis’ komt overeen met ons woord ‘besef’ of ‘realisatie’. Hand in hand gaat dit ‘besef’ met “alle fijngevoeligheid”, wat duidt op een nauwkeurig afgestemd zijn en intuïtief aanvoelen. Die instelling is essentieel “om te beproeven de dingen die verschil maken”. Paulus bidt de Filippiërs toe dat ze in staat zouden zijn om te ondervinden “de dingen die verschil maken”. Onderscheidingsvermogen om op te merken wat er werkelijk toe doet! 20

Filippi 1:10,11 – wie zorgt voor vrucht? … om te beproeven de dingen die verschil maken opdat jullie zuiver en geen struikelblok zouden zijn tot in de dag van Christus, vervuld met vrucht van rechtvaardigheid die door Jezus Christus tot heerlijkheid en lof van God is. Overvloedige liefde, besef, fijngevoeligheid, onderkennen waar het op aankomt. Dat zijn de eigenschappen die er toe doen. Op weg naar “de dag van Christus” (= in Zijn parousia; 3:20,21) is het deze zuiverheid die telt. Het woord dat hier vertaald wordt met ‘zuiver’ (Gr. eilikrines), betekent letterlijk zoiets als ‘door de zon beoordeeld’. Het is wat elders “de wandel in het licht” genoemd wordt en waarin we gemeenschap met elkaar hebben (1Joh.1:7). Rechtvaardigen zijn we door geloof. God rekent immers geloof tot rechtvaardigheid. Maar hier gaat het over “vervuld met [de] vrucht van rechtvaardigheid”. Dat is een proces, en niet eerder voltooid dan in de dag van Christus. Maar let op: ook deze vrucht is niet iets wat wijzelf (geacht worden te) produceren. Het is de “vrucht van rechtvaardigheid die door Jezus Christus” is. Dat wil zeggen: door Hem komt deze vrucht ten volle tot groei en bloei. En vandaar “tot heerlijkheid en lof van God”. Want Hij doet het werk en aan Hem daarom ook alle eer! 21

Filippi 1:12 – een gesloten deur en een geopend venster Ik bedoel nu jullie te doen weten dat de dingen met betrekking tot mij, veeleer tot bevordering van het Evangelie hebben gestrekt … Na de inleiding over zijn gebed voor de Filippiërs, begint Paulus hier met de eigenlijke bedoeling van zijn schrijven, namelijk over zijn boeien. De Filippiërs hadden vernomen van Paulus’ gevangenschap in Rome (of in Caesarea?) en hadden daarom één van hen, Epafroditus, naar Paulus afgevaardigd met een gift ter ondersteuning (2:15; 4:18). En nu wil Paulus de Filippiërs updaten en zendt hij Epafroditus naar hen terug met deze brief (2:25-30). Het eerste dat hij over zijn lotgevallen kwijt wil is, dat zijn gevangenschap bij nader inzien geen hindernis in zijn arbeid was, maar juist het tegendeel daarvan. Want het heeft “veeleer tot bevordering van het Evangelie gestrekt”! Natuurlijk had Paulus kunnen klagen over de beperkingen van de gevangenis waarin hij zo goed als niets kon doen. Ook had hij kunnen piekeren dat hem dit niet zou zijn overkomen wanneer hij niet naar Jeruzalem was gegaan. En ja, hoe menselijk zijn zulke overwegingen als dingen tegenzitten. Maar geloof spreekt andere taal. Wie Hem kent, Die alle dingen doet meewerken ten goede, weet dat niets zomaar gebeurt. Als zich een deur sluit (gevangenschap!), dan opent God een venster! 22

Filippi 1:13 – getuigenis op het hoogste niveau … de dingen met betrekking tot mij, veeleer tot bevordering van het Evangelie hebben gestrekt, zodat mijn boeien in Christus openbaar worden in heel het pretorium en aan al de overigen. Hoewel Paulus in boeien was geslagen, bleek dit lot juist des te meer tot bevordering van het Evangelie te zijn. Want zo heeft Paulus op het hoogste niveau mogen getuigen van het goede bericht aangaande Christus! Het woord pretorioum komt 8x voor in het NT en duidt op een Romeins hoofdkwartier en verwijst gewoonlijk naar het gerechtsgebouw of de residentie van de gouverneur (stadhouder) of keizer. Caesarea (Hand.24-26) zou daarvoor in aanmerking kunnen komen, maar Rome (Hand.28) verdient wellicht voorkeur, omdat Paulus aan het eind van deze brief (4:22) speciaal de groeten overbrengt van hen “die van het huis van de keizer zijn”. Paulus had zich als Romein op de keizer beroepen en van Godswege was hem verzekerd daar ook te zullen staan (Hand.25:12; 27:24). De frase “in heel het pretorium en aan al de overigen” suggereert dat niet alleen heel het pretorium, maar tevens alle andere plaatsen in die sfeer op de hoogte waren gesteld. Juist door de Joodse afwijzing van het Evangelie, kon het Evangelie klinken tot in het huis van de keizer aan toe! 23

Filippi 1:14 – gevangenschap boeit niet En de meerderheid van de broeders hebben in de Heer vertrouwen om des te overvloediger het woord van God onbevreesd te durven spreken. In deze verzen benoemt Paulus twee effecten van zijn gevangenschap. Het eerste effect is dat de naam van Christus in heel het pretorium en alle overige plaatsen openlijk werd genoemd. Het tweede effect is dat de meerderheid van de broeders door Paulus’ boeien vertrouwen kreeg om ook zelf met des te meer lef het woord van God te spreken. Met deze “meerderheid van de broeders” doelt hij vermoedelijk op de broeders in Rome, waar hij gevangen zat. Hij kende velen van hen, blijkens de lange lijst van namen die hij allemaal noemt aan het slot van de Romeinen-brief. Paulus’ opstelling werd hoe dan ook voor velen een trigger om net zo extravert het woord van God door te geven. Zonder angst voor represailles. Zij zagen in Paulus’ leven de impact van vrijmoedigheid gedemonstreerd. Om ongeacht de consequenties uit te komen voor het woord van de Heer. Paulus’ gevangenschap boeide hem niet. Laconiek schrijft hij later: het woord van God is niet geboeid (2Tim.2:9). Waar geen aansporing, laat staan gebod, toe in staat is, werd bewerkt door het levende voorbeeld van Paulus’ gevangenschap! 24

Filippi 1:15 – met welk motief? Sommigen prediken de Christus inderdaad vanwege afgunst en ruzie, maar sommigen ook vanwege welbehagen … Dankbaar stelde Paulus vast dat, nu hij gevangen zit, de Christus des te meer gepredikt wordt. Dat heeft echter wel een ‘maar’. Niet de inhoud van wat deze predikers doorgaven wordt ter discussie gesteld, maar wel hun motieven. Van een aantal van deze predikers was de intentie puur positief (“vanwege welbehagen”), maar bij anderen speelden “afgunst en ruzie” een rol. In het vervolg (:17) wordt duidelijk dat deze “afgunst en ruzie” niet in het minst ook gericht was op Paulus. Nu Paulus in de gevangenis zat, zagen sommigen hun kans schoon om zichzelf te profileren. De apostel was ‘uitgeschakeld’ en nu konden zij uit zijn schaduw treden en zichzelf op de voorgrond plaatsen. Waren ze jaloers op Paulus’ invloed? Of dachten ze het misschien beter te kunnen dan hij? Of speelde er onderlinge concurrentie over wie Paulus’ rol zou overnemen? Wat de overwegingen ook waren, ze waren niet zuiver. De les hieruit is dat zelfs de mooiste en meest geestelijke activiteit vertroebeld wordt door lage motieven als eigen eer en jaloezie. Juist predikers van het woord van God zouden zich van dat gevaar bewust zijn! Gaat het écht alleen om Gods woord? 25

Filippi 1:16,17 – Paulus, de apologeet … dezen inderdaad [prediken] vanuit liefde, daar zij weten dat ik word gesteld tot verantwoording van het Evangelie, maar genen verkondigen de Christus uit eigenbelang, niet zuiver, inschattend in mijn boeien druk te veroorzaken. De gevangenschap van Paulus had de meerderheid van de broeders geprikkeld om met des te meer durf het woord van God te spreken. Deels met een volstrekt zuiver motief, uit liefde. Men was geprikkeld door het voorbeeld van Paulus om ‘in het hol van de leeuw’ uit te komen voor Christus. Maar voor anderen speelden ook andere, onzuivere beweegredenen. Eigenbelang. Voor hen was Paulus’ gevangenschap een openstaande vacature om zichzelf te profileren. Om te concurreren met andere verkondigers. Ondanks dat ze konden inschatten dat men daarmee de druk van Paulus’ boeien voor hem slechts verzwaarden. Zij die predikten uit liefde, zonder bijoogmerk, onderkenden dat Paulus van Godswege in Rome moest getuigen. Zoals hij dat eerder in Jeruzalem had gedaan (Hand.23:11). Op het hoogste niveau, tot in het pretorium en voor de keizer was hij gesteld “tot verantwoording van het Evangelie”. Het woord ‘verantwoording’ is in het Grieks apologia. Het wordt meestal gebruikt in een juridische setting. Paulus was gesteld om te bewijzen dat het goede bericht dat hij predikte wáár is! 26

Filippi 1:18 – tel je zegeningen Wat zou het? Hoe dan ook, hetzij met een voorwendsel, hetzij waarachtig, Christus wordt verkondigd en daarin verheug ik mij en zal ik mij ook verheugen. Natuurlijk was het verdrietig voor Paulus dat er mensen waren die zijn gevangenschap aangrepen om zichzelf te profileren. Terwijl men kon weten dat dit zijn gevangenschap alleen maar moeilijker zou maken. Maar juist in Paulus’ reactie op deze situatie ontwaren we het geheim van zijn altijd blijmoedige instelling. Dat geheim zouden we nooit hebben leren kennen wanneer het hem enkel voor de wind zou zijn gegaan. Want dan is het nogal vanzelfsprekend om goedsmoeds te zijn. Stel je voor: je zit ten onrechte gevangen en vrienden misbruiken die omstandigheid voor hun eigen eer. Daar word je niet blij van. Ook Paulus niet. Maar toch, zijn perspectief is een heel andere. Welke kwalijke motieven predikers soms ook hadden, de opgewekte Christus werd dan toch maar verkondigd! Tel je zegeningen! Paulus’ focus was niet gericht op moeite en het ontbrekende. Hij kende een Heer die alles onder controle heeft en ten goede keert. Dat was voor hem geen theorie maar de realiteit! Waar anderen ‘minnen’ zagen, zag Paulus ‘plussen’ die nog niet af waren! Dat is nog eens ‘positief denken’! 27

Filippi 1:19 – Paulus’ uitzicht op vrijlating … daarin verheug ik mij en zal ik mij ook verheugen. Want ik weet dat dit voor mij tot redding zal uitlopen, door jullie voorbede en bijdrage van de geest van Jezus Christus … Paulus blijft zich maar verheugen. Mede omdat hij, zoals hij hier schrijft, “ik weet dat dit voor mij tot redding zal uitlopen”. Veelal wordt bij “dit” gedacht aan Paulus’ uitzicht op de Heer die vanuit de hemel als Redder ons vernederd lichaam zal transformeren (3:20,21). Nu had de apostel zonder enige twijfel dit uitzicht, maar dat is toch niet waar hij hier aan denkt. Dat uitzicht staat immers volkomen los van de voorbede van medegelovigen. Nee, Paulus denkt bij “dit” aan zijn spoedige vrijlating uit de gevangenis. Paulus bevindt zich gedurende twee jaar in gevangenschap in Rome (Hand.28:31,31) om daar voor de keizer te verschijnen (Hand.27:24). Inmiddels kijkt hij daarop terug (1:13) en vertrouwt hij erop dat hij de Filippiërs gauw zal kunnen bezoeken (1:25,26; 2:24). Met andere woorden: de voorbede van de Filippiërs om Paulus’ vrijlating zal worden vervuld! Paulus’ gevangenschap in Rome betekent dus niet het einde van zijn carrière als heraut en apostel. Hij zou zijn reizen (voorlopig) weer kunnen voortzetten. Daarin uiteraard in alles geestelijk bijgestaan door Jezus Christus zelf! 28

Filippi 1:20 – Christus groot gemaakt … naar mijn reikhalzend verlangen en verwachting dat ik in geen enkel opzicht beschaamd zal worden, maar in alle vrijmoedigheid zoals altijd ook nu, Christus groot gemaakt zal worden in mijn lichaam, hetzij door leven, hetzij door dood. Niet alleen verlangde Paulus ernaar om in geen enkel opzicht beschaamd te worden, hij verwachtte het ook. Zulke verwachting is in de Schrift nooit onzeker, omdat het gebaseerd is op wat God toezegt. Met zo’n levensinstelling hoeft een mens nooit te wanhopen. Dat Paulus in geen enkel opzicht beschaamd zou worden, was tevens gebaseerd op zijn ervaring. Christus zal, in alle vrijmoedigheid, in zijn lichaam groot gemaakt worden. Want “zoals altijd, ook nu”. Omstandigheden mogen dan wisselen maar dit doelwit (vergl. 3:14) blijft gelijk. Zelfs als Paulus zijn getuigenis zou moeten bekopen met de dood, verandert dit niet. Het klinkt misschien wat vreemd, ‘Christus groot maken’. Want Christus is toch al groot in zichzelf? Dat laatste is zeker waar, en toch, in onze perceptie kan Hij wel degelijk groot worden gemaakt. Vergelijk het met een ster die we met het blote oog zien. Met een telescoop wordt die ster ‘groot gemaakt’. Niet objectief natuurlijk, maar subjectief wel degelijk. Paulus was zo’n ’telescoop’ – Christus werd groot gemaakt in hem! 29

Filippi 1:21 – te leven is voor mij Christus … … Christus groot gemaakt zal worden in mijn lichaam, hetzij door leven, hetzij door dood. Want te leven is voor mij Christus en te sterven winst. Paulus is ervan overtuigd dat Christus in zijn lichaam groot zal worden gemaakt, “hetzij door leven, hetzij door dood”. Om dit te verduidelijken verklaart hij dat te leven voor hem Christus is en te sterven winst. Veel uitleggers menen dat Paulus daarmee zou bedoelen dat te sterven voor hemzelf winst zou zijn. Maar die uitleg gaat voorbij aan de strekking van Paulus’ statement. Het gaat hem er immers om dat Christus groot gemaakt zal worden in ijn lichaam, “… hetzij door leven, hetzij door dood”. Paulus’ dood, oftewel zijn sterven zou winst voor Christus zijn, aangezien Hij daarin groot gemaakt zal worden! Ondertussen toont vers 21 een uitnemende samenvatting van Paulus’ levensfilosofie. Iedere gelovige kan zeggen: mijn leven is Christus (Kol.3:3,4). Maar dat is niet hetzelfde als: “te leven is voor mij Christus”. Dat Christus mijn leven is, vertelt hoe God rekent. Maar zeggen dat “te leven is voor mij Christus”, vertelt hier hoe Paulus rekende. Hij leefde niet voor roem, voor plezier of voor geld. Hij had de opgewekte en verheerlijkte Christus ontmoet! En in dat Licht verliest al het aardse haar glans. 30

Filippi 1:22 – geen menselijke inspraak Maar indien te [blijven] leven in vlees – voor mij betekent dit vrucht van werk. En aan wat ik voorkeur zal geven, maak ik niet bekend. Te leven is voor Paulus Christus en te sterven is winst. In beide gevallen wordt Christus namelijk groot gemaakt in zijn lichaam. Blijven leven in het vlees, d.w.z. in het sterfelijk lichaam, zou betekenen dat hij door kan gaan met zijn vruchtbare arbeid. Want er was nog zoveel te doen en hij kon nog zoveel betekenen. Blijven leven óf voor de zaak van Christus te sterven, beide opties benoemt Paulus. Let er op dat hij deze mogelijkheden puur beziet vanuit het belang van Christus. Waarin Christus het meest groot wordt gemaakt, kan Paulus niet zeggen. En in de praktijk is dit sowieso geen keuze van de mens. Blijven leven of sterven is nu eenmaal geen vraag die aan ons wordt gesteld. Daarin hebben we totaal geen inspraak. Het is bovendien Paulus’ zaak ook niet. Hij is een slaaf van Christus en wat het beste is voor zijn aardse loopbaan gaat hem niet aan. Dat mag zijn Heer voor hem bepalen en vandaar ook dat hij weigert zijn voorkeur uit te spreken. Wat een vertrouwen, toewijding en commitment spreekt uit zo’n levenshouding! 31

Filippi 1:23,24 – met Christus te zijn (Ik word echter gedrongen vanuit deze twee: ik begeer op te breken en samen met Christus te zijn, want dat is zeer veel beter). Maar in het vlees te blijven is nodiger voor jullie. Vers 23 is tussenzin, een korte onderbreking. Vers 24 is namelijk een voortzetting van vers 22, met de boodschap: niet sterven maar blijven leven zou voor Paulus werken met vrucht betekenen. En daar zouden de Filippiërs eveneens van profiteren. In vers 20 t/m 22 overwoog Paulus de opties van sterven en blijven leven. Van beide mogelijkheden onderkent hij de voordelen (voor Christus!), maar hij laat met opzet in het midden voor welke van beiden hij moest kiezen. Daar gaat hij niet over. In vers 23 noemt hij echter een derde optie waarvan hij zegt: dat is verreweg het beste. Niet sterven of in het vlees blijven leven, maar “op te breken en samen met Christus te zijn”. Paulus doelt daarbij op dezelfde gebeurtenis als waar hij ook in 3:20,21 over schrijft: de terugkeer van Jezus Christus uit de hemelen die ons vernederd lichaam zal transformeren en gelijkvormig zal maken aan het lichaam van Zijn heerlijkheid. Bij die gelegenheid zullen alle gelovigen tegelijkertijd ‘opbreken’ (of ‘heengaan’) en samen in wolken de Heer tegemoet gaan in de lucht (1Thes.4:17). 32

Filippi 1:25 vooruitgang & vreugde En in deze overtuiging weet ik dat ik zal blijven en bij jullie allen zal [ver]blijven voor de vooruitgang van jullie en vreugde van het geloof … Zowel het voordeel van sterven alsook die van in leven blijven, heeft Paulus overwogen. In beide gevallen zou Christus in zijn lichaam worden groot gemaakt (1:20). Tussen beide mogelijkheden wilde hij niet kiezen, maar hij wilde wel verklappen dat hij verlangde heen te gaan om (in de opstanding dus) met Christus te zijn. Ondertussen had Paulus al wel de overtuiging dat hij gered zou worden uit de gevangenis (1:19; 2:24). Dat zou hem ook de mogelijkheid geven de Filippiërs weer te bezoeken en zo bij te dragen aan hun vooruitgang “en vreugde van het geloof”. Weer die nadruk op vreugde en blijdschap zoals we dat overal in deze brief tegenkomen. Zou die “vooruitgang” waaraan Paulus zou bijdragen, in feite niet hetzelfde zijn als “de vreugde van het geloof”? De apostel wilde zijn lezers immers leren zich steeds meer te verheugen. Om zich altijd te verblijden in de ene Heer en in dat ene geloof. Ongeacht de telkens wisselende omstandigheden. Zulke vreugde is geen station dat we één keer hebben bereikt, maar een weg waarop we voortdurend vooruit mogen gaan. 33

Filippi 1:26 – overvloedige roem En in deze overtuiging weet ik dat ik zal blijven en bij jullie allen zal [ver]blijven voor de vooruitgang van jullie en vreugde van het geloof, opdat jullie roem in mij overvloedig in Christus Jezus zal zijn, door mijn aanwezigheid wederom bij jullie. Paulus rekent er op dat hij de Filippiërs weer zal bezoeken. Dat betekent dat zijn tweejarige gevangenschap in Rome, zoals het slot van het boek Handelingen dit beschrijft, niet het einde betekende van zijn reizen. Hij had zich als Romeins burger met succes beroepen op de keizer en inmiddels had hij uitzicht op het einde van zijn gevangenschap. Wanneer Paulus de Filippiërs weer zou treffen dan wilde hij inzetten op hun vooruitgang en vreugde van het geloof. Zoals hij ook aan de Korinthiërs schrijft, is hij een medewerker aan hun vreugde aangezien zijn lezers vast stonden in het geloof (2Kor.1:24). Deze vreugde is niet los verkrijgbaar maar een vanzelfsprekend effect van vertrouwen (= geloof) op het woord dat Paulus predikte. Voor die vreugde ging hij. Zodat de Filippiërs overvloedig zouden roemen over Paulus’ presentie. Natuurlijk gaat het daarbij niet om Paulus zelf (vergl. Gal.1:24), maar om wat hij rechtstreeks van Christus Jezus had ontvangen. Dat woord staat garant voor niet aflatende vreugde! 34

Filippi 1:27 – als ambassadeurs Alleen, weest burgers, waardig het Evangelie van Christus … Tot dusver schreef Paulus over zijn eigen situatie en over zijn oogmerk om in alles Christus groot te maken. Vanaf dit vers daagt hij ook zijn lezers uit om net zo in het leven te staan. Gewoonlijk gebruikt hij daarvoor het werkwoord ‘wandelen’ maar hier bezigt hij het Griekse woord politeuo, dat overduidelijk verwant is aan onze woorden ‘politiek’ en ‘politie’. Het betekent: zich gedragen als burger. Filippi was een stad in Macedonië, een Romeinse kolonie waarvan de inwoners het Romeinse burgerschap was toegekend. Dit burgerschap had veel waarde en bezitters waren dan ook trots op dit privilege. Later (in 3:20) laat Paulus zien dat ons burgerschap als gelovigen in de hemelen is. Zoals de Filippiërs als Romeinse burgers ver van Rome verbleven, zo waren ze als burgers van de hemelen nu eveneens in een vreemde omgeving. Waar het dan op aankomt is je burgerschap naar waarde weten te schatten. Je bewust te zijn van je positie, van je herkomst, van je voorrechten en toekomst. Wie dat alles van harte leert waarderen, zal als vanzelf zich ook “waardig” gaan gedragen. Om als een ambassadeur in het land waar hij gestationeerd is, zijn thuisland optimaal te vertegenwoordigen! 35

Filippi 1:27 – één geest, één ziel … opdat hetzij ik kom en jullie zie, hetzij ik afwezig ben, dat ik zal horen omtrent jullie, dat jullie vast staan in één geest, in één ziel, samen strijdende in het geloof van het Evangelie … “Waardig het Evangelie van Christus” is geen vage uitdaging. Want het zou blijken wanneer Paulus over de Filippiërs zou vernemen dat ze eendrachtig strijden in het geloof van het Evangelie. Ongeacht of hij bij hen aanwezig zou zijn of niet. In de christenheid is er altijd veel te doen over het bereiken van eenheid. Zulke pogingen zijn per definitie mensenwerk. Want ware, geestelijke eenheid is er. En die eenheid wordt beleefd wanneer gelovigen samen staan op die ene bodem van de waarheid. Van leugens zijn er vele, maar van waarheid is er maar één. En daarom, als gelovigen daarop staan, in het ene Evangelie, vindt men elkaar. “In één geest, in één ziel”. Waar ‘zielse’ verschillen, zoals bijvoorbeeld cultuur, opleiding, interesses, vaak voor conflicten zorgen, verdwijnen dergelijke verschillen bij een geestelijke eenheid als vanzelf naar de achtergrond. Zeker, in de eenheid die Paulus voor ogen staat is er ook strijd. Maar die strijd is niet onderling maar naar buiten toe, omdat men staat in het Evangelie. En ja, dat roept onvermijdelijk strijd op … 36

Filippi 1:27 – één front … dat jullie vast staan in één geest, in één ziel, samen strijdende in het geloof van het Evangelie … Er is een directe link tussen “vast staan in één geest, in één ziel” en samen strijden “in het geloof van het Evangelie”. Een goed bericht vertel je omdat het een goed bericht is. Niet vanwege schuldgevoelens of ingegeven door angst of omdat je de ander zo nodig moet bekeren. Zulke motieven bewijzen slechts dat je niet werkelijk een Goed Bericht (= Evangelie) brengt. Nogmaals: een goed bericht vertel je omdat het een goed bericht is. Punt. Je bent vader of moeder geworden van een gezonde baby. Of geslaagd voor je examen. Of genezen verklaard van een ernstige ziekte. Zulke dingen vertel je omdat het vrijwel onmogelijk is om het niet te vertellen! Het Evangelie is een mind-blowing goed bericht, omdat het vertelt van een GOD die nooit laat varen de werken van zijn handen en daarom “de Redder is van alle mensen, speciaal van gelovigen”! Dat is de boodschap, logisch, kraakhelder, alomvattend en messcherp. Het roept altijd weerstand op in de (met name godsdienstige) wereld. Want geheid, waar we gezamenlijk staan voor dit Goede Bericht worden we verguisd en bestreden. Prachtig, want des te meer sluiten we de gelederen! 37

Filippi 1:28 – niet laten intimideren door tegenstanders … samen strijdende in het geloof van het Evangelie, en dat jullie in niets beangstigd worden door de tegenstanders. Dat is voor hén een aanwijzing van ondergang maar voor jullie van redding, en dat van Godswege. Het Evangelie is een goed bericht, maar de eerlijkheid gebied te zeggen dat het lang niet altijd goed valt. De redenen van afwijzing kunnen heel divers zijn. Paulus schrijft elders (1Kor.1:23,24) dat Christus voor Joden een valstrik is en voor Grieken een dwaasheid. Orthodoxie en religie kunnen niets met het Evangelie omdat men niet uit de voeten kan met ‘genade’. Het Evangelie rekent af met menselijke verdiensten. En voor ‘Grieken’ is het Evangelie onacceptabel omdat ‘menselijke wijsheid’ daarin volkomen gepasseerd wordt. Wie uitkomt voor het Evangelie moet bedacht zijn op tegenstand maar zich er niet door laten intimideren. En al helemaal niet de boodschap gaan aanpassen of acceptabel maken. “Er staat geschreven!” dat is de krachtbron. Wat we te melden hebben is niet onze opinie maar wat GOD zelf gesproken heeft. Dat Woord bewijst en verklaart zichzelf. Waar we zó het Woord in de strijd hanteren, zijn we onaantastbaar. Geen tegenstand is daar tegen opgewassen. Het ontmaskert het verzet en tegelijkertijd bevestigt het de boodschap van redding die we uitdragen! 38

Filippi 1:29 – genade en nog eens genade Want aan jullie wordt de genade gegeven om niet alleen ten behoeve van Christus te geloven maar ook ten behoeve van Hem te lijden … Te mogen geloven is genade van God. Hij is immers Degene die Zijn woord tot ons doet komen. Hij is ook Degene die daarvoor onze oren, ogen en harten opent. Hij overtuigt de mens, zodat ons geloof 100% Zijn prestatie is. Efeze 2:8,9 zegt het ook: geloof is niet uit onszelf, het is Gods naderingsgeschenk … opdat niemand zou roemen. Dat geloven een geschenk is, is voor velen niet te verteren omdat men liever denkt dat geloven een verstandige daad van henzelf is. Wat Paulus hier naar voren brengt is totaal niet naar de mens. Dat geldt tevens voor zijn tweede statement. Het Evangelie plaatst alles in een ander perspectief. Wij zouden zeggen dat lijden ten behoeve van Christus, een prijs is die wij moeten betalen voor het geloven in Hem. Maar Paulus keert het om. Zoals geloven een geschenk is, zo is lijden voor de zaak van Hem dat eveneens. Want geloven ten behoeve van Christus betekent: toebehoren aan Iemand die vandaag door de wereld miskend is. Maar dat betekent dan automatisch ook dat we straks zullen delen in Zijn verheerlijking! (Rom.8:17). 39

Filippi 1:30 – lijden in de strijd … ten behoeve van Hem te lijden, in dezelfde strijd die jullie waarnamen in mij en nu in mij horen. Met het lijden ten behoeve van Christus doelt Paulus op de strijd die de Filippiërs ondervonden. Staan op en uitkomen voor het Goede Bericht op zichzelf is nog geen strijd. Maar deze houding leidt wel tot strijd, omdat in een wereld die de waarheid niet wil horen, het Goede Bericht per definitie wordt bestreden. In die strijd worden alle mogelijke wapens en strategieën ingezet. Leugens, onrecht, list en bedrog; geen strijdmiddel of methodiek wordt door de vijand geschuwd. Het is om die reden dat Paulus in Efeze 6 de geestelijke wapenuitrusting beschikbaar stelt. Want willen we staande blijven, dan kan geen onderdeel daarvan worden gemist. De strijd waarover Paulus schrijft is veel meer dan slechts recht-toerecht-aan argumenten ontmantelen. Het is veelal lijden onder valse beschuldigingen en ‘stoten onder de gordel’. Dezelfde strijd die de Filippiërs destijds bij Paulus hadden waargenomen, ondervonden zij nu eveneens. Wellicht ook met fysieke tegenstand, zoals marteling en gevangenschap. Paulus wist er alles van: hij had het allemaal meegemaakt tot op de dag dat hij deze woorden optekende. Maar hij beschouwt het als een groot voorrecht om zó in Christus’ positie van verwerping te mogen delen! 40

NAAR ZIJN RIJKDOM FILIPPI 2 41

Filippi 2:1 – aanmoediging in Christus Aangezien er dan enige aanmoediging in Christus is, aangezien er enige vertroosting van liefde is, aangezien er enige gemeenschap van geest is, aangezien er enige innerlijke gevoelens en ontfermingen zijn … Het appél dat in deze eerste verzen op de Filippiërs wordt gedaan is gebaseerd op wat Paulus van de Filippiërs wist. Vier keer spreekt hij van ‘aangezien’. Want hij twijfelt er niet aan dat onder zijn lezers “aanmoediging in Christus” gevonden wordt. En tevens “vertroosting van liefde”, “gemeenschap van geest” en “innerlijke gevoelens en ontfermingen”. Hij gaat ervan uit dat zij dit kenden. Vandaar dat het ‘indien’ (zoals veel vertalingen hebben) hier de betekenis heeft van ‘aangezien’. De kenmerken die Paulus benoemt, zoals aanmoediging, vertroosting, gemeenschap en ontfermingen, zijn geen kwaliteiten die de Filippiërs van zichzelf of van huis uit bezaten. Ze waren ook niet het resultaat van hun eigen inspanningen. Nee, deze morele eigenschappen zijn “vrucht (…) die door Jezus Christus is”, zoals het in 1:11 wordt geformuleerd. Waar er “aanmoediging in Christus is” daar wordt “vertroosting van liefde” gevonden, d.w.z. van de liefde Gods (= agapé). Daar wordt tevens “gemeenschap van geest” oftewel geestelijke gemeenschap beleefd. En in zo’n setting ontstaan er ook “innerlijke gevoelens en ontfermingen”. Let wel: innerlijke gevoelens – niet opgelegd maar van binnenuit voortkomend! 43

Filippi 2:2 – het ene gezind … maak mijn vreugde compleet door hetzelfde gezind te zijn, dezelfde liefde te hebben [en] samen bezield om het ene gezind te zijn … In het voorgaande vers had Paulus vier keer “aangezien” (of “indien”) geschreven en een viertal eigenschappen genoemd die hij met dankbaarheid bij de Filippiërs had vastgesteld. Het begon met “aanmoediging in Christus” en via “vertroosting van liefde” en “gemeenschap van geest” eindigde het bij “innerlijke gevoelens en ontfermingen”. Als genoemde eigenschappen werden gevonden onder de Filippiërs, wat zou onderling eensgezind zijn dan nog in de weg kunnen staan? Toch ontbrak het de Filippiërs daar kennelijk nog aan en temperde dit Paulus’ vreugde. Vandaar de oproep aan zijn lezers om zijn vreugde compleet te maken door hetzelfde gezind te zijn. Tegenover het eerdere viervoudige “aangezien” staat hier een viervoudig appel dat literair de structuur heeft van A-B-B-A: het eerste (”hetzelfde gezind”) komt overeen met het laatste (“het ene gezind”) en “dezelfde liefde” komt overeen met “samen bezield”. Hetzelfde gezind te zijn is geen oproep tot eenvormigheid. Dat iedereen hetzelfde denkt en handelt bestaat niet en is alleen een droombeeld van dictators. Eensgezindheid is niet het delen van dezelfde opinie maar het delen van dezelfde instelling: georiënteerd zijn op de ene God en buigen voor Zijn woord. 44

Filippi 2:3 – eigenbelang versus nederigheid … samen bezield om het ene gezind te zijn, niet overeenkomstig eigenbelang of ijdelheid maar in nederigheid elkaar superieur achten boven zichzelf … Eensgezind zijn betekent niet dat men dezelfde opinies deelt maar dat men dezelfde instelling heeft. Het duidt op een gemeenschappelijke oriëntatie: gericht op wat men geestelijk gemeen heeft (“gemeenschap van geest”; 2:1). Negatief geformuleerd betekent dit dat men niet “overeenkomstig eigenbelang” denkt of handelt. Het woord voor “eigenbelang” wordt ook vertaald met ‘zelfzucht’: het duidt op een egoïstische houding waarbij men eigen ambities laat prevaleren ten koste van anderen. In het verlengde hiervan ligt het woord “ijdelheid”: doen alsof ik iets voorstel terwijl het in werkelijkheid leeg is. Met zo’n instelling verlegt men de aandacht van het gemeenschappelijke (> “het ene gezind”) naar de eigen aspiraties. Egoïsme leidt altijd tot botsingen en ruzies aangezien iedereen z’n eigen ego (= ik) heeft. “In nederigheid elkaar superieur achten boven zichzelf” wil niet per se zeggen dat je aan de ander meer kwaliteiten toedicht dan aan jezelf. Het betekent evenmin dat je jezelf onrealistisch laag of de ander onrealistisch hoog inschat. Een nederige houding betekent dat wat we als gelovigen met elkaar delen superieur is aan onze individuele belangen. Bouwt mijn gedrag de ekklesia op (1Kor.10:23)? Dat is de beslissende vraag! 45

Filippi 2:4 – eigenbelang in perspectief … niet [slechts] opmerkende de dingen van zichzelf maar ook de dingen van ieder van de anderen. De Bijbel leert niet dat een mens niet zou behoren te denken aan zijn eigenbelang. Of dat een mens zichzelf niet zou mogen liefhebben. Inderdaad, de mens wordt in de Bijbel nooit opgeroepen tot zelfliefde, maar dat komt omdat zelfliefde verondersteld wordt. “U zult uw naaste liefhebben als uzelf“. Zonder zelfliefde kan men de ander niet eens liefhebben. Slechts wie zich onvoorwaardelijk geliefd weet (namelijk door God), kan tevens de ander liefhebben. Paulus zegt hier niet dat we uitsluitend de dingen van ieder ander zouden opmerken, maar óók de dingen van ieder ander. We dienen te leren de belangen van onszelf in proporties te zien. Eigenbelang behoeft niet te worden genegeerd, maar wel te worden gerelativeerd. Want waarom zou mijn belang zwaarder wegen dan het belang van de ander? Daar komt bij dat ik slechts één van velen ben. Vandaar dat Paulus schrijft dat we ook zouden opmerken “de dingen van ieder van de anderen”. Dus niet slechts de dingen van een ander. En zelfs niet van vele anderen, maar “van ieder van de anderen”. Kortom: ons ‘ik’ is veel minder belangrijk dan dat we onszelf zo graag wijsmaken. 46

Filippi 2:5,6 – de gezindheid in Christus Jezus Laat die gezindheid onder jullie zijn, welke ook in Christus Jezus [is], die in Gods gestalte zijnde, het geen roof acht God gelijkend te zijn … ‘Gezindheid’ was het onderwerp in de voorgaande verzen (2:2-4). Dit wordt voortgezet in vers 5 waar de gezindheid van Christus Jezus aan de Filippiërs ten voorbeeld wordt gesteld. Vaak wordt deze passage (vers 5 t/m 11) losgekoppeld van de context alsof Paulus hier onderwijs beoogt te geven over het ‘voorbestaan’ van Christus. Dat laatste is hier sowieso niet aan de orde en bovendien: het onderwerp hier is de gezindheid van Christus Jezus. In het origineel valt op dat de gezindheid van Christus Jezus drie keer in de zogenaamde aorist-vorm wordt geformuleerd. Deze werkwoordsvorm benadrukt het feit, zonder informatie over de tijd. Christus Jezus (1) acht het geen roof God gelijkend te zijn en (2) Hij ontledigt Zichzelf en (3) Hij vernedert Zichzelf. Deze feiten demonstreren Christus’ gezindheid. De vraag die zich hier opdringt is: wat betekent het dat Christus Jezus, in Gods gestalte zijnde, het geen roof acht God gelijkend te zijn? Doelt dit op Christus Jezus’ huidige positie waarin Hij als Verhoogde het Beeld van God is? Inderdaad, die eer heeft Hij niet Zichzelf toegeëigend (integendeel!) laat staan geroofd. Deze eer is Hem van Godswege geschonken! 47

Filippi 2:6,7 – in Gods gestalte zijnde … die in Gods gestalte zijnde, het geen roof acht God gelijkend te zijn, maar Zichzelf ontledigt, de gestalte van een slaaf aannemende … De vorige keer overwogen we dat “in Gods gestalte zijnde” mogelijk verwijst naar Christus Jezus’ huidige positie. Omdat Hem deze eer van Godswege ten deel viel (2:8.9), beschouwt Hij haar niet als een roof. Zijn gezindheid kenmerkt zich juist in het feit dat Hij Zichzelf ontledigt. Men zou echter ook kunnen verdedigen dat het “in Gods gestalte zijnde” betrekking heeft op de heerlijkheid van Christus als het vleesgeworden Woord, tijdens zijn openbare bediening (Joh.1:14; 2:11). Wat van Hem gezien werd was de “heerlijkheid als van een eniggeborene van de Vader”. Hij geleek op Zijn God en naar waarheid kon Hij zeggen: “wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien” (Joh.14:9). De traditionele uitleg die het “in Gods gestalte zijnde” betrekt op Christus’ bestaan vóór Zijn verwekking (Zijn zogenoemde preexistentie), kunnen we in elk geval terzijde schuiven. Ze veronderstelt namelijk iets wat nu juist bewezen moet worden. Nergens lezen we in de Schrift dat de verwekking van Gods Zoon een daad van Hemzelf zou zijn geweest. God verwekte de Zoon en zó werd het Woord van God vlees. God sprak Zijn woord en Maria werd zwanger. 48

Filippi 2:7 – maar Zichzelf ontledigt… … die in Gods gestalte zijnde, het geen roof acht God gelijkend te zijn, maar Zichzelf ontledigt, de gestalte van een slaaf aannemende, in gelijkenis van mensen wordend. Over wat het wil zeggen dat Christus Jezus Zichzelf ontledigde hoeven we niet te raden. De betekenis staat er namelijk pal achter: “de gestalte van een slaaf aannemende”. Deze “gestalte van een slaaf” staat uiteraard in contrast met de eerder genoemde gestalte van God waarin Hij nu is. En wellicht verwijst het (ook) naar de positie waarin Hij was toen Hij als Zoon van God hier op aarde Zijn heerlijkheid openbaarde (Joh.1:14). Hebreeën 5:8 zegt dat hoewel Hij de Zoon was, gehoorzaamheid heeft geleerd door de dingen die Hij leed. In plaats van Zich als de rechthebbende Zoon te presenteren verwisselde Hij deze ‘rang’ voor die van een slaaf. In Zijn uiterlijke verschijning geleek Hij op ieder ander mens. En natuurlijk, Hij was (en is) ook daadwerkelijk mens (1Tim.2:5). Maar doordat Hij Zijn unieke glorie aflegde, werd een slaaf gezien. Hij werd “arm, hoewel rijk zijnde” (2Kor.8:9). Dit typeert de gezindheid van Christus Jezus. Hij stelde Zich volledig beschikbaar en zei: “zie, hier ben Ik (in de boekrol staat van Mij geschreven) om Uw wil, o God, te doen…” (Hebr.10:7). 49

Filippi 2:8 – gehoorzaam tot de dood van het kruis En in gedaante bevonden als mens, vernedert Hij Zichzelf, gehoorzaam wordend tot aan de dood, ja de dood van het kruis. Wat in het voorgaande vers ‘ontlediging’ heette, heet hier ‘vernedering’. En wat daar ‘de gestalte van een slaaf aannemende’ werd genoemd, heet hier: “gehoorzaam wordend tot de dood, ja de dood van het kruis”. De beide verzen lopen parallel – ze zeggen hetzelfde, maar met andere woorden. Voor Hem die de unieke Zoon van God was, was het een vernedering om als slaaf gehoorzaam te worden en om de drinkbeker van lijden die God Hem aanreikte, leeg te drinken tot de laatste druppel. “Niet mijn wil, maar Uw wil geschiede”. Terwijl Hij eerst nog een legerafdeling van Romeinse soldaten vol ontzag zag neervallen in de hof van Gethsémané (Joh.18:6), stelde Hij Zich vervolgens beschikbaar om gevangen genomen te worden. En om in volstrekte onschuld te worden veroordeeld tot de doodstraf, ja tot de dood van het kruis. Dit was de weg die God Hem wees en die Hij als een gehoorzame slaaf gewillig is gegaan. Wat een gezindheid van Christus Jezus! Hij vertrouwde Zijn God en zag op de vreugde die Hem was voorgesteld (Hebr.12:2). Daarom heeft Hij de schande niet geacht en het kruis verduurd. 50

Filippi 2:9 – uitermate verhoogd Daarom ook verhoogt God Hem uitermate en schenkt Hem in genade de naam boven alle naam … Vers 6 t/m 8 beschrijft de gezindheid van Christus die Zichzelf ontledigt en vernedert. Benadrukt wordt daarbij niet dat dit in het verleden plaatsvond, want Paulus gebruikt in dit verband telkens een werkwoordsvorm zonder tijdshorizon (aorist). Het accent ligt op het feit van Christus Jezus’ gezindheid – ongeacht wanneer. Nooit ging of gaat het Hem om Hemzelf. In vers 9 t/m 11 wordt vervolgens beschreven wat Gods reactie is op Christus Jezus’ gezindheid. Omdat Christus Zichzelf tot de uiterste maat vernederde (“tot de dood, ja de dood van het kruis”), daarom verhoogt God Hem ook uitermate. Hierachter schuilt een universeel principe: “al wie zichzelf zal vernederen, zal verhoogd worden” (Mat.23:12). De uiterste vernedering ooit, beantwoordt God met de uiterste verhoging ooit. Na de dood van het kruis en het verblijf in het graf, volgt Christus Jezus’ opstanding. Want God wekte Hem op uit de doden en plaatste Hem aan Zijn rechterhand, “boven alle overheid en macht en heerschappij en alle naam die genoemd wordt, niet alleen in deze aeon, maar ook in de aanstaande” (Ef.1:21). Deze positie is niet door Christus Jezus geroofd (2:6) of zelfs maar geambieerd. Het is Hem in genade geschonken! 51

Filippi 2:9,10 – de naam boven alle naam Daarom ook verhoogt God Hem uitermate en schenkt Hem in genade de naam boven alle naam, opdat in de naam van Jezus alle knie zal buigen … “De naam boven alle naam”, kan maar op één naam betrekking hebben: de Godsnaam. Want alleen de naam van JAHWEH is verheven boven alles (Ps.83:19; 148:13). Met als ultieme reden dat Hij Redder is … van allen! En hoe redt Hij? Door JEZUS – wiens naam betekent: JAHWEH redt. God geeft Zijn eer niet aan een ander (Jes.42:8). Het feit dat “in de naam van JEZUS (Hebr. Jehoshua) alle knie zal buigen” bevestigt dat alle eer naar JAHWEH gaat die redt. Velen hebben zich afgevraagd hoe het komt dat in het NT nergens de naam van God wordt genoemd. Gods naam zou toch worden geheiligd? Waarom wordt die naam in het NT dan verzwegen? Het antwoord is: de naam wordt niet verzwegen maar ze is gegeven in de naam van JEZUS: JAHWEH redt! Op elke bladzijde van het NT treffen we “de naam boven alle naam” aan. JEZUS is de naam die werd gegeven bij Zijn geboorte (Mat.1:25), maar het is juist in deze naam van vernedering dat elk creatuur in aanbidding zal neerbuigen voor JAHWEH … die Redder is. Door JEZUS openbaart God wie Hij is! 52

Filippi 2:10 – in de naam van Jezus … opdat in de naam van Jezus alle knie zal buigen, van hemelsen, aardsen en onderaardsen, en alle tong zal instemmen dat Jezus Christus Heer is, tot heerlijkheid van God, de Vader. Paulus verwijst in deze passage naar de eed die God zwoer, beschreven in Jesaja 45:23. Alle knie zal voor Hem buigen en alle tong zal Hem belijden. Dat is niet slechts een belofte, het is een eed! Paulus laat hier zien, hoe GOD dat gaat vervullen. Het antwoord is: “in de naam van JEZUS”, dat betekent: JAHWEH redt! Met dat oogmerk vernederde Jezus Zich en was Hij gehoorzaam “tot de dood van het kruis” (2:8). Elk schepsel, waar ze zich ook bevinden, in de hemel, op de aarde of onder de aarde, zal zich buigen voor Hem. En elke tong zal instemmend toejuichen. Geen lippendienst. Het woord ‘instemmen’ onderstreept dat ook. Paulus gebruikt een versterkt woord voor ‘belijden’ dat begint met ‘ex’, wat in het Grieks ‘van binnenuit’ betekent. En het is bovendien: “tot heerlijkheid van God”, wat opnieuw bevestigt dat het om een hartelijke instemming gaat. Wat een uitkomst van de geschiedenis! Ieder creatuur buigt en belijdt in de naam van Jezus: JAHWEH redt! Niemand ontbreekt. Een groter heerlijkheid voor GOD als Vader, is niet denkbaar! 53

Filippi 2:11 – tot heerlijkheid van God, de Vader … en alle tong zal instemmen dat Jezus Christus Heer is, tot heerlijkheid van God, de Vader. Dat vanuit de diepste vernedering de hoogste heerlijkheid tot stand komt, illustreert voortreffelijk de betekenis van Christus Jezus’ gezindheid. Hij staat bij uitstek model voor het zichzelf totaal wegcijferen ten behoeve van de heerlijkheid van God. Daarom nam Hij (hoewel Hij de Zoon van God was) de gestalte van een slaaf aan. En daarom vernederde Hij Zich tot “de dood van het kruis”. Het is Gods voornemen om ieder creatuur – hemelsen, aardsen en onderaardsen – te brengen tot een hartelijke erkenning van Hem als God en Vader. En dit doel realiseert Hij door middel van Christus Jezus. Door Hem redt JAHWEH… allen! En daarom is het in de naam van JEZUS dat elke knie zal buigen en elke tong van harte zal getuigen: JEZUS (= JAHWEH redt) is Heer! Dat God elk schepsel redt, uitgerekend door Degene die de wereld tot “de dood van het kruis” heeft veroordeeld, bewijst GODS grenzeloze, maar ook onvoorwaardelijke, liefde. Uiteindelijk zal niemand aan die conclusie kunnen ontkomen. Geen hart zo hard, of het zal worden gewonnen door de overmacht van GODS liefde. Elke tong zal het uitroepen … tot heerlijkheid van de ene God, de Vader! 54

Filippi 2:12 – met vreze en beven Daarom mijn geliefden, zoals jullie altijd gehoorzamen, niet alleen in mijn aanwezigheid, maar nu des te meer in mijn afwezigheid, werk jullie redding uit met vrees en beven … Vers 12 begint met “daarom” (of “zo dan …”) waarmee gezegd is dat het navolgende gebaseerd is op het voorgaande. “Alle tong zal instemmen dat Jezus Christus Heer is, tot eer van God, de Vader”. Dankbaar stelt Paulus vast dat zijn lezers altijd gehoor gaven aan wat hij hen leerde. Paulus’ oproep hier is dat de Filippiërs nu bij zijn afwezigheid des te meer hun redding zouden uitwerken “met vreze en beven”. Velen hebben uit deze formulering afgeleid dat Paulus de Filippiërs onzeker zou maken over hun redding. Maar het tegendeel is waar. Want in het voorgaande had Paulus juist aangetoond dat iedereen in de naam van JEZUS (= ’JAHWEH is Redder’!) God als Vader zal verheerlijken. Daarmee is de redding van elk creatuur verzekerd (1Tim.4:10)! Het “vrezen en beven” maakt niet de redding twijfelachtig. Het zegt juist: wee je gebeente om aan de door GOD gegarandeerde redding van allen afbreuk te doen! Vreze (Gr. fobos > fobie) en beven (Gr. tromos > trauma) is hier op z’n plaats. GOD zweert dat elke tong Hem zal belijden. En wij zeggen met sidderend ontzag daarop: AMEN! 55

Filippi 2:13 – het willen en het werken … werk jullie redding uit met vrees en beven, want God is het die inwerkt in jullie, zowel het willen als het werken voor [Zijn] welbehagen. De redding van allen is gegarandeerd. Daar leven we uit. Want GOD belooft plechtig, nee, Hij zweert zelfs dat in de naam van JEZUS (= JAHWEH redt) alle knie zal buigen en elke tong zal juichen tot eer van God, de Vader. Met zo’n universele aanzegging valt niet te spotten. Slechts eerbiedig en dankbaar “vrezen en beven” is hier gepast. De uitkomst van de heilsgeschiedenis is niet onzeker. Geen enkele menselijke factor kan het ongedaan maken. Niets wat de mens werkt of wil verandert ook maar een millimeter aan de afloop van Gods wegen. Zou God afhankelijk zijn van de keuzes van een mens, zoals de leer van ‘de vrije wil’ ons wil laten geloven, dan zou een finale, alomvattende lofzang nooit gegarandeerd kunnen worden. Immers, het schepsel moet dan wel willen … Maar hoe anders is de GOD van de Bijbel! Hij verhardt harten, maar Hij opent ook harten, ogen en oren. Hij geneest van afkerigheid (Hos.14:4). Hij maakt vijanden tot liefhebbers van Hem. Hij is het die “zowel het willen als het werken” inwerkt. Hij en niemand anders! 56

Filippi 2:14,15 – alles zonder mopperen Doet alles zonder mopperen en redeneringen, opdat jullie onkreukbare en ongekunstelde kinderen van God zouden worden … Om ons heen horen we zo vaak gemopper, dat we het dikwijls nauwelijks nog opmerken. Gemopper over de partner, de kinderen, de baas, het personeel, werkzaamheden, het weer, gezondheid, de politiek, enzovoort. En sommigen mopperen zelfs: ik mag niet klagen … Mopperen is iets anders dan kritiek. Mopperen is een houding van negativiteit, onvrede en bitterheid. Wie moppert ontbreekt het aan besef dat er Eén is, die alles wat plaats vindt, een plaats geeft. Het goede maar ook het kwade. Deze waarheid bepaalt ons bij de basisbetekenis van het woord GOD. In het Grieks is God theos, wat afgeleid is van het werkwoord stellen of plaatsen. Theos betekent ‘plaatser’. GOD is Degene die alles een plaats geeft. En daarom: wie moppert redeneert zonder GOD. Mopperen als houding maakt alles complex. Wie daarentegen beseft dat God GOD is en een Vader, leert de kunst verstaan ongecompliceerd te leven. Noem het maar naïef. Of simplistisch. Alles is immers in Zijn hand. Niets valt buiten Zijn controle. En Hij staat garant voor de goede afloop! Stop met theoretiseren daarover en beleef het volle rendement van deze waarheid! Ongekunsteld. 57

Filippi 2:15 – onkreukbaar, ongekunsteld en onbesmet Doet alles zonder mopperen en redeneringen, opdat jullie onkreukbare en ongekunstelde kinderen van God zouden worden, onbesmet te midden van een krom en verdraaid geslacht, waarin jullie schijnen als lichtdragers in de wereld … Uitvoerig heeft Paulus de gezindheid van Christus Jezus in de schijnwerpers gezet. Deze kenmerkte zich door zichzelf compleet weg te cijferen in overgave en vertrouwen op GOD, die alles tot een glorieus einde brengt. In die gezindheid past geen gemopper. Of redeneringen die niet rekenen met God als GOD. Paulus noemt hier drie eigenschappen die deze gezindheid typeren. Hij doet dat door de ontkennende vorm: onkreukbaar, ongekunsteld en onbesmet. Door het negatief te formuleren tekent hij een contrast met “een krom en verdraaid geslacht”. Wie dankbaar in het leven staat en dus “zonder mopperen en redeneringen”, is “onkreukbaar”. Nee, niet perfect zoals het woord ‘onberispelijk’ in veel vertalingen onterecht suggereert. Onkreukbaar wil zeggen: integer, oprecht, betrouwbaar. Het woord voor ‘ongekunsteld’ wordt elders vertaald met ‘argeloos’ (“als de duiven”; Mat.10:16). God als GOD erkennen maakt ongecompliceerd want het geeft vrede in het hart, zodat je je leert schikken in de omstandigheden. Wie zo denkt en spreekt blijft “onbesmet” van het kromme en verdraaide geslacht dat totaal geen benul heeft van GOD als Vader. 58

Filippi 2:15,16 – als sterren in de nacht … onbesmet te midden van een krom en verdraaid geslacht, waarin jullie schijnen als lichtdragers in de wereld, [het] woord van leven hooghoudend … Door alles zonder mopperen en redeneringen te doen, tonen we onkreukbare en ongekunstelde kinderen van God te zijn. Want zo leven kinderen die hun Vader vertrouwen. Daarmee bewijst men bovendien dat men niet besmet is door een “krom en verdraaid geslacht” te midden waarvan men zich bevindt. Wie geen weet heeft van GOD kan niet recht denken en spreken. Vandaar “krom en verdraaid”. Niet alleen dankbaarheid mag kinderen van God kenmerken. Ze hebben ook wat te melden. De wereld is donker en haar bewoners tasten in het duister. Zonder zicht op waar men vandaan komt of waar men naar toe gaat (1Joh.2:11). In zo’n wereld mogen we “schijnen als lichtdragers”. Als sterren die weliswaar niet de duisternis verdrijven, maar wel degelijk licht geven en oriëntatie bieden! Hoe anders dan door het “woord van leven” hoog te houden? Dat woord getuigt immers van Leven dat sterker is dan de dood! Het is het getuigenis van de opgewekte Christus dat ons als sterren doet stralen en perspectief biedt aan elke sterveling. Totdat straks “de Zon” opkomt en “de Dag aanbreekt” en alle duisternis verdreven wordt. 59

Filippi 2:16 – mij tot roem in Christus’ dag … jullie schijnen als lichtdragers in de wereld, [het] woord van leven hooghoudend, mij tot roem in Christus’ dag, zodat ik niet voor niets [de wedloop] liep of voor niets zwoegde. Wanneer de Filippiërs als sterren in de nacht stralen door hun dankbare houding en door het “woord van leven” dat ze hooghouden, dan is dat ook voor Paulus een reden om te roemen. Niet omdat hij dit als zijn prestatie beschouwt, maar wel omdat hij als instrument daarin heeft mogen dienen. Want het licht dat de Filippiërs verspreiden is de uitwerking van het Woord dat via Paulus tot hen is gekomen. De dag van Christus vangt aan wanneer we als gelovigen Christus Jezus gezamenlijk in levende lijve zullen ontmoeten (1Thes.4). Dan zal tevens openbaar worden wat God door ons heen heeft kunnen doen en uitwerken. Vandaar dat Paulus later in deze brief (4:1) de Filippiërs “mijn kroon” (lett. mijn lauwerkrans) noemt. Zijn inspanningen werden bekroond in wat het in de levens van de Filippiërs uitwerkt. Op de dag van Christus zal zichtbaar worden wat God heeft kunnen doen door ons heen. En omdat het Gods werk en Zijn prestatie is, zullen we de bekroningen voor Zijn troon werpen (Openb.4:10). Aan Hem alle eer! 60

Filippi 2:17 – geplengd worden Maar ook indien ik geplengd word op het offer en dienstverrichting van jullie geloof, verblijd ik mij en zal ik mij met jullie allen verblijden. We stelden al vast dat Paulus erop rekende spoedig uit de gevangenis vrijgelaten te worden (1:19; 2:24). Dat hij in bovenstaand vers oppert geplengd te worden, lijkt daarmee in tegenspraak te zijn aangezien hij bij ‘geplengd worden’ toch heus doelt op een marteldood, zoals dat ook in 2Timotheüs 4:6 het geval is. Toch is die tegenspraak slechts schijn. Paulus beweert niet dat hij geplengd zal worden maar dat indien dit zou plaatsvinden, hij daar van harte toe bereid is. Hij rende de wedloop, hij zwoegde (2:16) en zelfs indien hij geplengd zou worden, dan zou hij zich verblijden, samen met de Filippiërs. Bij een pleng- of drankoffer wordt wijn uitgegoten over een slachtoffer (vergl. Gen.35:14). Het is een uitbeelding van vreugde over Leven dat sterker is dan de dood. Wanneer Paulus als martelaar van het Evangelie (waarvan wijn een type is) zou omkomen, dan beschouwt hij zichzelf als een plengoffer. Uitgegoten over de offerande en de dienst van de Filippiërs, waarmee hij doelt op hun innige betrokkenheid bij zijn evangeliearbeid. Zelfs martelaarschap is niet in staat de blijdschap van het Goede Bericht teniet te doen! Integendeel zelfs! 61

Filippi 2:17,18 – verblijden en nog eens verblijden Maar ook indien ik geplengd word op het offer en dienstverrichting van jullie geloof, verblijd ik mij en zal ik mij met jullie allen verblijden. Verblijden ook jullie je en verblijd u samen met mij. Hoe geweldig is het dat deze Filippi-brief niet uit de hemel is komen vallen! In dat geval zouden we (min of meer terecht) kunnen zeggen dat de nadruk op blijdschap wat al te gemakkelijk is. Want in hemelse heerlijkheid mag vreugde dan vanzelfsprekend zijn, in zware, pijnlijke en complexe aardse omstandigheden ligt zo’n gemoedsinstelling heel wat minder voor de hand… Feit is echter dat deze brief is opgetekend door een man die tal van vervolgingen heeft moeten doorstaan en nu reeds lang ten onrechte gevangen zit. Juist dat maakt de vreugde waar Paulus voortdurend in deze brief gewag van maakt, zo krachtig en overtuigend! Vreugde is van een totaal andere orde dan plezier. Want plezier is oppervlakkig vermaak, ontleend aan (en dus ook afhankelijk van) de prettige omstandigheden waarin men verkeert. Echte vreugde is blijdschap die constant is en zelfs door tranen en pijn heen, niet verdwijnt. Deze blijdschap is gebaseerd op de wetenschap dat alles onder controle en in goede handen is. GODS weg is de beste! Altijd! 62

Filippi 2:19 – eu-psycho Ik hoop in de Heer Jezus Timotheüs met spoed tot jullie te zenden, opdat ook ik welgemoed moge zijn wanneer ik weet van de dingen die jullie aangaan. Paulus heeft de verwachting over niet al te lange tijd te worden vrijgelaten (2:24) en de Filippiërs te kunnen bezoeken. Maar vóór die tijd wil hij Timotheüs naar de Filippiërs sturen om zich van hun situatie op de hoogte te stellen zodat hij op zijn terugreis Paulus kan verkwikken met goed nieuws. Hoe snel Timotheüs er op uitgestuurd kan worden, weet Paulus nog niet, omdat dit ook van zijn eigen omstandigheden afhangt (2:23). We stelden al meerdere keren vast (en we zullen dat nog veel vaker doen) dat deze brief overloopt van vreugde. Het is een constante in Paulus’ leven. Geen enkele omstandigheid is in staat die vreugde ongedaan te maken. Toch maakt dit hem bepaald niet ongevoelig voor de welstand van anderen. Dat zien we ook hier. Paulus wil dolgraag gauw vernemen hoe het de Filippiërs vergaat. Vooral geestelijk, “in de Heer Jezus”, zoals hij dat hier noemt. Goed nieuws omtrent de Filippiërs zou hem “welgemoed” maken. In het Grieks staat er eu-psycho, dat letterlijk ‘wel-gezield’ betekent. Juist een geestelijke oriëntatie is het beste wat de ziel (psyche) kan overkomen! 63

Filippi 2:20,21 – bezorgd en bezorgd is twee Want ik heb niemand zielsgelijk die zó oprecht bezorgd is om de dingen die jullie aangaan. Want allen zoeken het hunne, niet hetgeen van Christus Jezus is. Paulus speelt in deze verzen met het woord ‘ziel’. In vers 19 spreekt hij de hoop uit dat Timotheüs hem met de berichten vanuit Filippi ‘wel-gezield’ (Gr. eu-psycho) zou maken. Hier, in vers 20, meldt hij dat Timotheüs ‘gelijk-gezield’ (Gr. iso-psuchon) is als hij, waar het gaat om de oprechte zorgen voor de Filippiërs. Genoeg gegadigden om zich met hen te bemoeien, maar Paulus kende slechts één kandidaat die evenals hij voor hen slechts de belangen van Christus Jezus op het oog had. Geen medewerker waar hij zó van op aan kon als Timothëus en die zó betrokken was op het geestelijk welbevinden van de Filippiërs. Het woord ‘bezorgd’ komt twee keer in deze brief voor. In hoofdstuk 4 vers 6 lezen we dat we in geen ding bezorgd zouden zijn. Maar hier wordt Timotheüs geroemd omdat hij bezorgd is om de Filippiërs. Dat lijkt tegenstrijdig, maar dat komt omdat ‘bezorgd’ en ‘bezorgd’ twee is. Negatief wordt het waar we ons zorgen maken. Zulke zorgen ontnemen onze eigen innerlijke rust. Maar positief is het om zorg te dragen. Zulke zorgen bevorderen het welzijn van de ander! 64

Filippi 2:22 – beproefd en getest Zijn beproefdheid kennen jullie echter, dat hij zoals een kind met zijn vader, samen met mij als een slaaf dient in het Evangelie. Wat Paulus over Timotheüs schrijft is geen nieuws voor de Filippiërs. Zij wisten uit eigen ervaring dat het waar is wat hier van hem wordt getuigd. Niemand dan alleen Timotheüs die zich zozeer, samen met Paulus, als een slaaf dienstbaar heeft opgesteld voor het doorgeven van het Goede Bericht. “Zoals een kind met zijn vader”. Dat typeert de verhouding tussen de apostel en zijn jongere medewerker. Op heel wat plaatsen noemt Paulus Timotheüs zijn kind (1Tim.1:18). “… mijn geliefd en getrouw kind” (1Kor.4:17; 2Tim.1:2). “Mijn waar kind in geloof” (1Tim.1:2). De metafoor van kind laat zich gemakkelijk verstaan. Want het was door Paulus’ prediking dat Timotheüs gelovig was geworden en daarmee als het ware geestelijk door hem was ‘verwekt’ (Hand.16;1,2). Maar dat niet alleen: Paulus werd vervolgens voor Timotheüs ook een rolmodel. Samen hebben ze zich weggecijferd voor de zaak van het Evangelie. Die dienstbaarheid was geen tijdelijke bevlieging. Of een rage die niet bestand blijkt tegen ‘de hitte des daags en de koude des nachts’. Nee, Timotheüs was beproefd en had de test doorstaan. Het bewijs daarvoor was geleverd. Wat een getuigenis! 65

Filippi 2:23,24 – wachten op het startschot Ik hoop hem dan inderdaad te zenden zodra ik de dingen rondom mij overzie. Ik vertrouw echter in de Heer dat ook ikzelf vlug zal komen. Een paar verzen eerder schreef Paulus (2:19) dat hij Timotheüs met spoed naar de Filippiërs zou zenden. Waarom hij dat nog niet had gedaan legt hij hier uit. Er moest eerst duidelijkheid komen in de dingen die hemzelf betroffen. Het kan niet anders dan dat hij hier doelt op informatie over het moment van zijn vrijlating. Dat Paulus binnen niet al te lange tijd de gevangenis zal mogen verlaten lijdt voor hem geen twijfel, maar het tijdstip waarop hangt er nog om. Zodra hij daarover duidelijkheid zal hebben, zal hij Timotheüs sturen. Tot die tijd wil hij zijn trouwe metgezel bij zich houden. Dat Paulus verwacht ook zelf snel de Filippiërs te bezoeken en dus vrijgelaten te worden, is trouwens een overtuigende aanwijzing dat hij deze brief niet heeft geschreven tijdens zijn gevangenschap in Caesarea (Hand.23-26), zoals sommige uitleggers dit hebben geopperd. Want tijdens die periode (twee jaren; Hand.24:27) wist Paulus door openbaring dat hij niet vrij zou komen alvorens in Rome te hebben getuigd (Hand.23:11). Nu zijn proces in Rome bijna ten einde is, kan Paulus zijn activiteiten spoedig weer voortzetten. Hij popelt … 66

Filippi 2:25 – Epafroditus Maar ik acht het noodzakelijk Epafroditus naar jullie toe te zenden, mijn broeder en medewerker en medestrijder, maar jullie afgevaardigde en bedienaar van mijn behoefte. Zojuist had Paulus zich uiterst lovend over Timotheüs uitgelaten. De naam Epafroditus die hij nu noemt is heel wat minder bekend en wordt behalve hier, alleen nog genoemd aan het einde van de brief (4:18). We zagen al dat Paulus van plan was om Timotheüs zo spoedig mogelijk naar de Filippiërs te sturen, maar hij zendt nu Epafroditus per direct naar hen toe. Samen met de brief, zo mogen we aannemen. Epafroditus (‘gewijd aan Afrodite’ > Venus) wordt hier in twee verhoudingen neergezet. Eerst in wat hij was en betekende voor Paulus en vervolgens wie hij was voor de Filippiërs. Voor Paulus was hij een “broeder” en meer nog: een “medewerker”. En zelfs nóg meer dan dat: hij was zijn “medestrijder“. Paulus noemt deze Epafroditus “jullie apostel”. ‘Apostel’ betekent ‘afgevaardigd’, met andere woorden: Epafroditus was door de Filippiërs afgevaardigd om naar Paulus toe te gaan en hem te bedienen in wat hij nodig had. Via Epafroditus hebben zij een royale gift aan de gevangen apostel geschonken (4:18) en in grote dankbaarheid stuurt Paulus hem nu, met deze brief, weer terug naar de Filippiërs. 67

Filippi 2:26,27 – tel je zegeningen Immers hij verlangde naar jullie allen en was bezwaard omdat jullie hoorden dat hij verzwakt was. Want hij was ook verzwakt, de dood nabij, maar God ontfermde Zich over hem, en niet alleen over hem maar ook over mij opdat ik niet droefheid op droefheid zou hebben. Paulus voelt zich verplicht Epafroditus per direct terug te zenden naar de Filippiërs en niet te wachten totdat ook Timothëus naar hen toe zal gaan. Epafroditus verlangde sterk terug naar de Filippiërs, mede omdat ze zo bezorgd waren over zijn lichamelijke conditie. Hij voelde zich bezwaard om hun zorgen over hem. Het illustreert waarom Paulus zich zo lovend over hem uitlaat. Want Epafroditus voelde zich niet bezwaard over zijn ziekte, hoewel hij letterlijk doodziek was geweest. Maar nee, hij voelde zich bezwaard omdat de Filippiërs gedeprimeerd waren over zijn gezondheidstoestand. Dat Epafroditus inmiddels hersteld is, wijdt Paulus niet aan vurig gebed. Hij schrijft het slechts toe aan Gods ontferming. Niet alleen over Epafroditus maar ook over hemzelf. “… opdat ik niet droefheid op droefheid zou hebben”. De vele moeiten waren Paulus niet in de koude kleren gaan zitten, maar altijd was hij zich ervan bewust: GOD maakt geen fouten. Paulus telde zijn zegeningen en Epafroditus’ herstel was daar één van! 68

Filippi 2:28,29 – gewaardeerde mensen! Ik zend hem dan met des te meer spoed opdat wanneer jullie hem weer zien, jullie je verheugen en ik ontzorgd ben. Ontvang hem dan in de Heer, met alle vreugde en houdt zulke [mannen] in ere. De nadruk op vreugde in deze brief krijgt hier een heel concreet motief. Epafroditus was ziek geworden tijdens zijn verblijf bij Paulus en hij is zelfs de dood nabij geweest. De Filippiërs waren zeer ongerust over hem, maar nu hij hersteld is wil Paulus hem meteen naar hen terugsturen “opdat wanneer jullie hem weer zien, jullie je verheugen”. Het verblijden van de Filippiërs was Paulus’ insteek, en hun ongerustheid over Epafroditus bezwaarde daarom niet alleen Epafroditus (2:26) maar ook Paulus zelf. Door hem nu terug te sturen met de brief, maakte hij een einde aan alle zorgen. Epafroditus’ missie was ongekend zwaar geweest maar wat een vreugde bereidde Paulus de Filippiërs wanneer zij straks hun herstelde broeder weer levend en wel in de armen konden sluiten! Met veel lof spreekt Paulus over wat Epafroditus voor hem heeft betekend. De Filippiërs hadden hem afgevaardigd om Paulus te ondersteunen en daarvoor had hij zelfs zijn leven geriskeerd. Wat een voorrecht is het om zulke zichzelf wegcijferende ‘kanjers’ in het midden te mogen hebben! 69

Filippi 2:30 – zijn ziel geriskeerd Want om het werk van de Heer kwam hij nabij de dood en riskeerde zijn ziel om jullie tekort aan te vullen van de dienstverrichting naar mij toe. Al eerder lazen we dat Epafroditus (2:27) door ziekte de dood nabij is geweest. Dit vers zoomt daarop nog wat meer in. Epafroditus was door de Filippiërs erop uitgestuurd met een bijdrage om Paulus te ondersteunen (2:25; 4:18). Kennelijk is hij door de ontberingen van de lange reis doodziek bij Paulus gearriveerd. Was hem een ongeluk overkomen? Of had hij onderweg een infectie opgelopen? We weten het niet, maar Epafroditus had hoe dan ook zijn ziel geriskeerd om het werk van de Heer en hij was daardoor de dood nabijgekomen. Sommige uitleggers vatten de opmerking over het tekort van de Filippiërs op als een verwijt van Paulus. Maar dat kan onmogelijk de gedachte zijn. In Filippi 4:18 schrijft Paulus immers dat hun gift via Epafroditus een welriekend, aangenaam en Gode welgevallig offer was. Het tekort van de dienstverrichting van de Filippiërs wijst niet op hun onwil om Paulus van dienst te zijn. Integendeel zelfs! Het tekort verwijst naar hun onvermogen om Paulus te bezoeken. Door Epafroditus af te vaardigen vulde hij daarom aan in hetgeen zij zelf niet konden volbrengen. 70

NAAR ZIJN RIJKDOM FILIPPI 3 71

Filippi 3:1 – verheug je! Voor het overige, mijn broeders, verheug je in de Heer! Dezelfde dingen aan jullie te schrijven is voor mij inderdaad niet vervelend, voor jullie echter zekerheid. Het ‘verheug je!’ komen we in deze brief heel wat keren tegen. Paulus verontschuldigt zich min of meer voor de herhaling, maar voert ter verdediging aan dat het voor hemzelf niet vervelend is om daar telkens op te wijzen en voor zijn lezers is het safe. Geen gemoedsgesteldheid is zo passend bij Gods goede bericht als juist vreugde. Door blijdschap te genereren bewijst het Evangelie precies wat het pretendeert te zijn. Paulus schreef deze brief als gevangene (1:13) en het spreekt voor zich, dat dit op zichzelf geen omstandigheid is waarin een mens zich verheugt. Des te opmerkelijker dat er geen brief in het hele NT te vinden is waarin zoveel vreugde naar voren komt als juist in deze brief. Echter geen vreugde in de omstandigheden, maar “in de Heer”. Dat typeert de sfeer en het motief. Het feit dat er Eén is die alles be-heert en be-heerst is een voortdurende bron van vreugde. Dan ben je misschien gevangen maar je weet: alles is honderd procent onder controle. En: GODS weg is de beste! Want Hij is Heer! 73

Filippi 3:2 – pas op voor de honden! Kijk uit voor de honden. Kijk uit voor de slechte arbeiders. Kijk uit voor de versnijdenis. In het voorgaande vers klonk bij herhaling de oproep om zich te verblijden in de Heer. En nu, pal daarop, de ernstige waarschuwing voor “de honden”, “de slechte arbeiders” en “de versnijdenis”. In de vertaling komt het niet tot uitdrukking maar in het Grieks allitereren de woorden: kunas (= honden), kakous (= slechte) en katatomēn (= versnijdenis). Woorden die beginnen met een k zijn bij uitstek geschikt als krachttermen. En zo bedoelt Paulus het ook. In dit hoofdstuk wordt met grote klem gewaarschuwd voor judaïserende predikers. Zij promoten joodse gebruiken, gewoonten en rituelen onder de natiën. Ze kijken met verachting neer op de natiën (lees: honden) die vrij van de wet leven, maar in werkelijkheid zijn ze zelf ‘honden’. Ze zijn wel actief maar het zijn “slechte arbeiders”. Ze propageren de besnijdenis maar in werkelijkheid verkrachten ze de waarheid daaromtrent. Met afkeer noemt Paulus het “de versnijdenis”. Velen nemen het Paulus kwalijk dat hij zich zo scherp afzet tegen allerlei predikers. Men vindt dat onaardig, niet opbouwend en negatief. Maar men vergeet dat elke prediking die vertrouwen stelt in “het vlees” (3:3) killing is voor de blijdschap in de Heer. 74

Filippi 3:3 – vlees of geest? Want wij zijn de besnijdenis, die in Gods geest dienen en roemen in Christus Jezus en niet in vlees vertrouwen stellen. De lieden waarvoor Paulus zojuist waarschuwde propageerden Joodse gebruiken en rituelen. Voor Paulus totaal misplaatst, want allen die in Christus Jezus zijn, zijn besneden. Oké, wellicht niet naar het vlees, maar so what? De besnijdenis beeldt uit: het mes wordt gezet in het vlees. In Christus Jezus is dit type werkelijkheid geworden, want in Zijn dood werd het oude afgelegd en het nieuwe, onvergankelijke leven ving in Hem aan (Kol.2:11,12). Met “vlees” wordt hier, zoals in het navolgende zal blijken, gedoeld op de mens in zijn uiterlijke manifestatie: de afkomst en alles waarop mensen zich laten voorstaan. In Christus Jezus, de opgewekte en verheerlijkte Heer, tellen die dingen totaal niet meer. In de nieuwe schepping speelt onze afkomst in de oude schepping geen rol, en onze prestaties evenmin. We zijn gerechtvaardigd in Gods ogen en worden gerekend in de opgewekte Christus. In die positie roemen wij en zó wandelen wij met Hem in het nieuwe leven! Het is duidelijk dat waar we roemen in Christus Jezus, alles van het vlees (menselijk prestaties) z’n waarde heeft verloren. Wij dienen God in geest. Niet in rituelen en vormen. 75

Filippi 3:4 – vertrouwen op vlees? Hoewel ik [reden] heb ook in vlees te vertrouwen. Indien iemand anders meent in vlees vertrouwen te hebben, ik nog meer. Het “vlees” waarover het hier gaat is de mens in zijn lijfelijke, lichamelijke verschijning. Meestal wordt de zwakheid en het onvermogen van het vlees benadrukt (“het vlees is zwak”). Hier is dat niet aan de orde. Paulus verwijst juist naar mensen die vertrouwen stellen in hun verschijning, hun afkomst en prestaties. Dit vertrouwen stellen op vlees was Paulus wel afgeleerd en hij zal dat later ook verduidelijken. Maar voordat hij dit doet, gaat hij eerst mee in de grootspraak van zijn tegenstanders. Want hij durft met gemak de competitie met hen aan te gaan. Als zij bogen op hun religieuze verworvenheden en inspanningen, dan overtroeft hij hen moeiteloos. Paulus’ tegenstanders waren ‘judaïseerders’, maar lang niet altijd zelf Joden. Zij deden alsof ze Joden waren. Eenzelfde soort beweging is ook vandaag in het christendom weer zeer actief. Paulus kijkt erop neer: het zijn nep-Joden die zelfs niet in zijn schaduw kunnen staan. Hijzelf was ooit een rijzende ster binnen de Joodse wereld (Gal.1:14). Dus als er één recht van spreken heeft over ‘vertrouwen op vlees’, dan is het wel Paulus… 76

Filippi 3:5 – van het zuiverste water Besneden op de achtste dag, uit het ras van Israël, van de stam Benjamin, Hebreeër uit Hebreeën … De opsomming die we hier en in het volgende vers vinden, geeft Paulus niet omdat hij er trots op is. Integendeel, hij beschouwt zijn religieuze CV inmiddels als “schadepost” in plaats van als “winst” (3:7). Dat Paulus zijn godsdienstige kwalificaties opnoemt, is om aan te tonen dat wat zijn tegenstanders claimen, in zijn ogen niets voorstelt. De judaïseerders (= zij die gelovigen uit de natiën pogen te verjoodsen; vergl. Gal.2:14) pretendeerden besneden te zijn. Knap hoor, zegt Paulus, maar ik ben “besneden op de achtste dag“, dus zoals het oorspronkelijk was voorgeschreven. Wie van zijn tegenstanders konden hem dat nazeggen? Zij waren gewoonlijk geen geboren Israëlieten. Ik wel, zegt Paulus, “uit het ras van Israël”. Ik weet zelfs mijn stamboom: “van de stam Benjamin”. Paulus was ook nog eens “Hebreeër”, dat is Joods van het zuiverste water en geen ‘vergriekste’ of ‘geheleniseerde’ variant ervan (zie Hand.6:1). En dat al gedurende generaties, en vandaar “Hebreeër uit Hebreeën”. Paulus’ tegenstanders konden niet tippen aan zijn Joodse identiteit. Hij was geboren en getogen in het Jodendom, terwijl zij slechts ‘import’ waren. Meenden zij nu hun verwaterde ‘Joodse identiteit’ te moeten ‘exporteren’ naar de natiën? 77

Filippi 3:5 – naar wet Farizeeër Besneden op de achtste dag, uit het ras van Israël, van de stam Benjamin, Hebreeër uit Hebreeën, naar wet Farizeeër … Het begrip Farizeeër heeft in onze taal geen beste naam. Het geldt als synoniem voor huichelaar en schijnheilige. Die betekenis heeft het vooral gekregen door de striemende rede van Jezus in Matteüs 23. Zeven keer klinkt daar “wee jullie schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars …”. Maar bedenk wel: die rede is geen aanklacht tegen de partij van de Farizeeën maar tegen hun praktijk van ‘wel zeggen, maar niet doen’ (Mat.23:3). Paulus had zijn opleiding genoten aan de voeten van Gamaliël (Hand.22:3), een vooraanstaande Farizeeër (Hand.5:34) en kleinzoon van de befaamde Hillel. In tegenstelling tot de partij van de Sadduceeën, geloofden de Farizeeën uitdrukkelijk wel in opstanding, engelen en geesten (Hand.23:8). In het Sanhedrin betuigde Paulus zonder omwegen: “ik, een Farizeeër, ik ben een zoon van een Farizeeër” (Hand.23:6). Dat Paulus zich in Filippi 3 “naar wet Farizeeër” noemt, bevestigt temeer zijn onvervalste Joodse identiteit. Hij stond uitstekend ‘voorgesorteerd’. Dit omdat de partij van de Farizeeën algemeen gold als “de meest nauwgezette partij van onze godsdienst” (Hand.26:5). Wat de interpretatie van de wet aangaat, was Saulus uitdrukkelijk geen Sadduceeër, zoals ook Jezus dat niet was (vergl. Mat.22:34!). Hij geloofde in opstanding… 78

Filippi 3:6 – naar ijver een vervolger van de ekklesia … naar ijver een vervolger van de ekklesia, naar rechtvaardigheid die in [de] wet is, onkreukbaar aan het worden. De opsomming van zeven kwalificaties waarin Paulus zou kunnen roemen in het vlees, begint met vijf kwaliteiten die te maken hebben met zijn afkomst en met wat hij was (besneden, Israëliet, Benjaminiet, Hebreeër, Farizeeër). De laatste twee kwaliteiten beschrijven wat hij deed, zijn prestaties. Op het eerste gezicht lijkt het alsof Paulus zich hier beroemt op het feit dat hij een vervolger van de ekklesia was. Maar dat is een misverstand en ook onmogelijk, aangezien Paulus dit ‘wapenfeit’ sinds zijn roeping als de schandvlek op zijn verleden beschouwt (1Kor.15:9; 1Tim.1:15). Wat Paulus hier roemt is wat hij qua ijver heeft bereikt. Paulus was een extremist: hij verdroeg ‘de sekte van de Nazareners’ niet en stelde alles in het werk om de ekklesia te vervolgen (Hand.24:5; 26:9). Daarin nam hij het voortouw en zocht de gelovigen op tot in de buitenlandse steden aan toe (Hand.26:911). Qua ijver was er in het Jodendom niemand te vinden die hierin zo actief was als Saulus van Tarsus. Is het ondertussen niet veelzeggend dat Saulus, juist omdat hij godsdienst in zijn uiterste consequenties doortrok, de “eerste van de zondaren” werd, de bitterste vijand van Christus? 79

Filippi 3:6 – bijna perfect … naar ijver een vervolger van de ekklesia, naar rechtvaardigheid die in [de] wet is, onkreukbaar aan het worden. In de opsomming van redenen om in het vlees te roemen vormt de laatste (zevende!) reden ongetwijfeld de climax. Naar de vereiste rechtvaardigheid waarvan de wet spreekt werd Saulus onkreukbaar. De meeste vertalingen lezen of suggereren dat Paulus onkreukbaar was. Hij gebruikt hier echter niet het werkwoord ‘zijn’ maar ‘worden’. De Concordant Version leest hier daarom: becoming blameless. Het idee is dus niet dat Paulus deze staat reeds bereikt meende te hebben, maar wel dat hij daarheen op weg was. Dit is het relaas van een man die met al z’n inspanningen naar de opinie van anderen zo goed als onkreukbaar was. Met grote ijver had hij zijn best gedaan om de staat van perfectie te bereiken en bijna (!) had hij dat ook bereikt. Dit is het getuigenis van een mens die uit jarenlange ervaring wist wat het is om te streven naar roem in het vlees. Maar tevens iemand die daarin verder gevorderd was dan al zijn tegenstanders. Echter niet om indruk te maken geeft Paulus deze opsomming. Integendeel, hij wil als ervaringsdeskundige duidelijk maken dat de weg van vertrouwen op vlees doodlopend is. En dat is (jazeker!) toch goed nieuws …! 80

Filippi 3:7,8 – hoe winst een schadepost werd Maar de dingen die voor mij winst waren, die heb ik om de Christus schade geacht. Maar sterker nog: ik acht ook alles schade te zijn om de superioriteit van de kennis van Christus Jezus, mijn Heer. In het voorgaande had Paulus zeven onmiskenbare winstpunten genoemd op zijn godsdienstige CV. Geen van de judaïseerders die ingang zochten bij de Filippiërs, kon zich ook maar in de verste verte meten aan Paulus. Maar nu komt het: elk van deze kwaliteiten die Paulus ooit als winst beschouwde, voert hij nu op als schadepost. Hij zegt niet dat hij ze nu als waardeloos aanmerkt of dat ze zijn hart niet meer aanspreken. Nee, sinds hij de Christus leerde kennen heeft hij het als schade geacht. In vers 8 bevestigt Paulus dit en drukt hij zich nog sterker uit. Hij heeft de eerdere winst niet alleen schade geacht (voltooid), hij acht het nog steeds schade (tegenwoordige tijd). Paulus’ resolute oordeel is dus maar geen tijdelijke bevlieging geweest. Sinds hij op de weg naar Damascus in aanraking kwam met de levende Christus vanuit de hemel, namelijk Jezus, acht hij al zijn eerdere verworvenheden als erger dan waardeloos. Ze zijn een sta-in-de-weg vanwege de superieure “kennis van Christus Jezus, mijn Heer”. 81

Filippi 3:8 – schade en drek Maar sterker nog: ik acht ook alles schade te zijn om de superioriteit van de kennis van Christus Jezus, mijn Heer. Om Hem heb ik dit alles schade gerekend en ik acht het drek te zijn opdat ik Christus zou winnen … Toen Saulus in aanraking kwam met Christus Jezus verdween alle roem die hij tot dusver had. Niet omdat de kwaliteiten die hij had opgesomd (zoals besneden zijn op de achtste dag, Israëliet, Benjaminiet, etc.) verwerpelijk waren geworden. Het gaat hier niet om zonden, maar juist om verworvenheden waar Paulus zich voorheen graag op had laten voorstaan. Niet die kwaliteiten zelf rekent Paulus nu als schade, maar het zich daarop beroemen. Toen Paulus met Christus Jezus in aanraking kwam leerde hij inzien dat zijn rechtvaardigheid uit de wet totaal niet meer ter zake doet. Want hij ontdekte: ik ben rechtvaardig in Gods ogen door het geloof van Christus (zie volgend vers)! Die wetenschap is superieur aan elke eigen prestatie. De focus op eigen prestaties leidde hem alleen maar af van de enige rechtvaardigheid die werkelijk telt. De roem van voorheen rekent hij daarom nu als schade. Sterker nog: als drek, oftewel als vuilnis en uitwerpselen. Slechts één ding telde voor Paulus nog: Christus winnen en Hem te leren kennen! 82

Filippi 3:9 – rechtvaardigheid uit God! … en ik in Hem gevonden mag worden, niet hebbend mijn rechtvaardigheid die uit de wet is, maar de [rechtvaardigheid] die door geloof van Christus, de rechtvaardigheid uit God op [grond van] het geloof. Twee soorten rechtvaardigheid worden hier tegenover elkaar geplaatst. De rechtvaardigheid die uit de wet is en de rechtvaardigheid die uit God is. De rechtvaardigheid uit de wet beantwoordt aan de standaarden die de wet stelt. Van een totaal andere orde is “de rechtvaardigheid uit God”. Die is niet door de mens zelf verworven maar komt vanuit God Zelf. De tekst bevestigt dit met: het is de rechtvaardigheid door het geloof van Christus. De gangbare weergave van “door het geloof in Christus” is ronduit fataal en berooft ons van de essentie hier. Want in dat geval zou het tóch weer een eigen rechtvaardigheid zijn. Rechtvaardigheid op basis van ons geloof. Niets daarvan! Het is rechtvaardigheid uit God en door geloof van Christus. God deed recht aan Zijn belofte door Christus, die in geloof Zijn weg ging, op te wekken uit de doden. Dat is de garantie dat heel het mensdom zal worden gerechtvaardigd (Rom.5:18). En waar we dat gelovig beamen, roemen we in de rechtvaardigheid die uit God is! 83

Filippi 3:10 – Hem te kennen…! [Dit] om Hem te kennen en de kracht van Zijn opstanding en de gemeenschap van Zijn lijden … De roem over de verworvenheden waarover Paulus eerder sprak heeft hij achter zich gelaten als schade en drek. Nu beroemt hij zich in het feit dat hij rechtvaardig is, als een geschenk van boven (“rechtvaardigheid uit God”) en gegarandeerd door het geloof van Christus. Zijn drive nu nog is om deze opgewekte en verheerlijkte Christus steeds meer te leren kennen! Dit kennen is niet alleen maar een weten, het is ook een kracht. De kracht namelijk van Christus’ opstanding. Dezelfde kracht waarmee God Christus ooit uit de doden opwekte, is tevens de kracht die ons nu ter beschikking staat (Rom.8:10,11). In Kolosse (1:11) schrijft Paulus dat we met alle kracht bekrachtigd worden om “alles te verduren met geduld en blijdschap”. Dat is nog eens power! En is dat ook niet de kracht die in heel deze brief a.h.w. opborrelt? Het tweede dat het kennen van Christus met zich meebrengt is “de gemeenschap van Zijn lijden”. Daarmee doelt Paulus op het deelhebben aan de smaad en miskenning die Christus in de tegenwoordige tijd ondergaat. “Gemeenschap van Zijn lijden” ondervinden we wanneer we Zijn woord spreken zodat dezelfde miskenning ook ons ten deel valt. 84

Filippi 3:10,11 – gelijkvormig wordend aan Zijn dood [Dit] om Hem te kennen en de kracht van Zijn opstanding en de gemeenschap van Zijn lijden, gelijkvormig wordend aan Zijn dood, om mogelijk zo te bereiken de uitopstanding, namelijk vanuit de doden. Sprak Paulus in de eerdere verzen over de tegenwoordige tijd, in vers 11 spreekt hij over de toekomst. Maar nog steeds in de ikvorm; het is zijn persoonlijk perspectief. Tegenover het verlies van roem in zichzelf staat nu de winst van Christus. Tegenover een eigen rechtvaardigheid staat nu de rechtvaardigheid uit God. En tegenover zijn vroegere geleerdheid staat nu het kennen van de opgewekte en verheerlijkte Christus. Aan dit kennen van Christus is onlosmakelijk verbonden: het leren kennen van de kracht van Zijn opstanding, juist in eigen zwakheid. En daaraan is tevens gekoppeld “de gemeenschap van Zijn lijden” – want wie het woord van Christus spreekt zal ook delen in Zijn lijden en verwerping, en Paulus kende dat als geen ander uit ervaring. Waar Paulus nog geen ervaring mee had is gelijkvormigheid aan Christus’ dood. Gehoorzaamheid bracht Christus in “de dood, ja de dood van het kruis” (2:8). En Paulus is gaarne bereid ook die weg van een martelaar te gaan. Wellicht dat hij dan via die route de opstanding uit de doden zou bereiken… 85

Filippi 3:11 – de uitopstanding vanuit de doden … en de gemeenschap van Zijn lijden, gelijkvormig wordend aan Zijn dood, om mogelijk zo te bereiken de uitopstanding, namelijk vanuit de doden. Nog maar één oogmerk heeft Paulus: Christus beter te leren kennen. Deze kennis is niet los verkrijgbaar. “De kracht van Zijn opstanding en de gemeenschap van Zijn lijden” horen daar onlosmakelijk bij. Dit lijden kan ver gaan, maar Paulus is bereid zelfs gelijkvormig te worden aan Christus’ dood en als martelaar te sterven. Later, in een andere brief, meldt hij (in 2Tim. 4:6) dat het moment van zijn heengaan inmiddels is aangebroken en hij als drankoffer zal worden uitgegoten. Hoewel de route er naartoe Paulus onbekend is, staat het voor hem als een paal boven water dat hij bij gelegenheid zal opstaan uit de doden. Of, zoals hij dat hier formuleert: de uitopstanding, namelijk uit de doden. Opvallend is het dubbel gebruik van het voorzetsel ‘uit’. Vergelijkbaar met termen als “uitroeien uit het volk” (Hand.3:23) en “uittocht uit Egypte” (Hebr.3:16). Als gelovigen wachten we niet op de opstanding van de doden, na de duizend jaren (Openb.20:5), maar op de opstanding van tussen de doden uit. Terwijl de overige doden in de graven achterblijven zullen wij opstaan en de Heer tegemoet gaan in de lucht (1Thes.4:15-17)! 86

Filippi 3:12 – nog niet gearriveerd Niet dat ik reeds verkreeg of reeds tot volmaaktheid gekomen ben, maar ik jaag ernaar of ik het ook zou grijpen omdat ik ook door Christus Jezus werd gegrepen. In de voorgaande verzen beschreef Paulus zijn drive om Christus te gewinnen en Hem te kennen. En ook om mogelijk via gelijkvormig te worden aan Christus’ dood, zó te komen tot de uitopstanding uit de doden. Maar Paulus haast zich te zeggen dat hij zeker niet pretendeert reeds gearriveerd te zijn. Jazeker, de jure bezit hij alles in Christus. Maar het besef van de volle reikwijdte van deze dingen is een groeiproces. Hier op aarde zullen we nooit het eindpunt daarvan bereiken. Dat wordt pas werkelijkheid wanneer we gekomen zijn tot de uitopstanding uit de doden. Het is belangrijk om te bedenken dat we onderweg zijn en onze bestemming nog niet hebben bereikt. Dat is niet alleen realistisch, het maakt tevens bescheiden. Tegelijkertijd bepaalt het ons erbij dat er nog zoveel meer te kennen en te beleven valt. Dat besef deed Paulus jagen om dat meerdere ook te grijpen. Zodat zijn geestelijk bezit geen dood kapitaal zou zijn. Om te gaan voor het volle rendement; daartoe was hij gegrepen door Christus Jezus! 87

Filippi 3:13,14 – één ding! Broeders, ik voor mij reken het nog niet te hebben gegrepen, maar één ding [doe ik] terwijl ik de dingen achter mij vergeet, strek ik mij uit naar de dingen vóór mij … Door te zeggen dat hij niet rekent het reeds gegrepen te hebben, herhaalt Paulus wat hij in vers 12 ook al opmerkte. Vanwaar die herhaling? Zet hij zich hiermee af tegen verwijten van de ‘judaïseerders’? Hij leerde immers dat hij reeds rechtvaardigheid bezat door het geloof van Christus (:9). Paulus’ tegenstanders hebben dat ongetwijfeld aangemerkt als een ‘gearriveerde houding’ en gemakzucht. Maar hij wil daar niets van weten. Inderdaad, alle religieuze ijver van weleer heeft Paulus achter zich gelaten. Maar betekent dit dat ijver plaats maakte voor passiviteit? Absoluut niet! Paulus werd op de weg naar Damascus gegrepen door Christus Jezus en sindsdien heeft hij een nieuw doel voor ogen. Want het kennen van Christus Jezus is superieur aan alles (:8) en daar strekt hij zich nu naar uit. “Eén ding” telt nog maar voor Paulus. Zoals de blindgeborene slechts “één ding” wist (Joh.9:25): vroeger was ik blind en nu kan ik zien. En zoals voor Maria ook slechts “één ding” telde (Luc.10:42) en dat goede deel zou van haar niet worden weggenomen. Wat een kostbare eenvoud! 88

Filippi 3:14 – de trofee van de roeping van God … ik jaag naar het doelwit, om de trofee van de roeping van God die van omhoog is, in Christus Jezus. De metafoor van de renbaan die Paulus hier gebruikt kennen we al uit een eerdere brief van hem (1Kor.9:24:27). De vergelijking zit ‘m in de volledige focus op het doelwit en daarmee dus op het afzien van al het andere. Een atleet in de renbaan kijkt niet achterom en evenmin om zich heen. Het zou hem slechts afleiden van de topprestatie. Wie op “één ding” (:13) het oog richt ziet niets anders dan het “doelwit”. De renner is er op uit om na de finish “de trofee” of prijs in ontvangst te nemen. Deze trofee noemt Paulus even later in deze brief (4:1) “de erekrans” waar hij zijn lezers aanwijst als zijn erekrans. Is dat laatste niet veelzeggend!?! Straks bij de parousia zal blijken wat God in Paulus’ leven heeft kunnen doen. De Filippiërs zullen, evenals bijvoorbeeld de Thessalonikers (1Thes.2:19), door Paulus als een aureool worden meegedragen. Misschien wel letterlijk maar in elk geval als een zichtbare herinnering aan wat God via hem heeft gewerkt. Het is Gods prestatie, waarbij Paulus als geroepene Zijn instrument is. Vandaar dat het ook “de trofee van de roeping van God” heet. 89

Filippi 3:14 – de roeping van omhoog, in Christus Jezus … ik jaag naar het doelwit, om de trofee van de roeping van God die van omhoog is, in Christus Jezus. Al zijn kaarten heeft Paulus gezet op het doelwit dat voor hem ligt. Zijn eigen prestaties en verworvenheden waarop hij ooit zo trots was, vergeet hij en strekt zich uit naar het kennen en bekend maken van Christus Jezus. Dat is waar God Paulus toe geroepen heeft en ook het enige van ons bestaan hier beneden, wat zal beklijven. Het is de trofee van Gods roeping. Paulus strekt zich uit naar “het doelwit” dat hij enkele verzen eerder omschreef als “opdat ik Christus zou winnen” en “de kennis van Christus Jezus” (:8). En ook hier in vers 14 is de trofee van de roeping van God “in Christus Jezus”. Paulus doelt dan niet op Jezus hier op aarde, maar op Christus Jezus die “van omhoog” oftewel daar boven is. Christus is opgewekt en boven, aan Gods rechterhand. En aangezien Hij ons leven is, zoeken en bedenken we dus de dingen van boven (Kol.3:1-4). In Hem worden we gerekend en onze positie is dat we vereenzelvigd zijn met Hem. Wat Hij is, dat zijn wij ook. Zo rekent God. En wanneer Christus straks geopenbaard zal worden in heerlijkheid, dan wij eveneens … met Hem! 90

Filippi 3:15,16 – in dat spoor verder Zovelen dan volmaakt zijn, laat ons zó gezind zijn. En als jullie iets anders gezind zijn, God zal dat ook jullie onthullen. Waartoe we echter zijn gekomen: in datzelfde spoor [verder]. Het is opvallend dat Paulus hier spreekt over zichzelf en anderen die “volmaakt zijn” terwijl hij enkele verzen eerder (:12) nog ontkende reeds volmaakt te zijn. Dat lijkt tegenstrijdig maar toch is dat maar schijn. In vers 12 doelt Paulus op de volmaaktheid die hij zal bereiken in de opstanding uit de doden. In vers 15 daarentegen doelt hij met volmaaktheid op ‘volwassenheid’ of ‘rijpheid’ zoals het Griekse woord (teleios) trouwens vaak ook vertaald wordt (1Kor.14:20; Ef.4:13; Hebr.5:14). “Volmaakt zijn” duidt hier op een volwassen, rijpe gezindheid. Het is de gezindheid zoals eerder beschreven: alle verworvenheden, trots en eigen werken vergeten en zich uitstrekken naar het doelwit van wat God boven heeft bereid in Christus Jezus. Voor zover we daar gekomen zijn, zouden we in dat spoor ook verder gaan. En als sommigen van zijn lezers deze gezindheid niet hebben? Paulus legt het in vertrouwen bij GOD die het Zelf, op zijn tijd aan hen zal onthullen. Als mijn woorden ontoereikend blijken, wat kan ik dan beter doen, dan alles met een gerust hart overgeven aan Hem?! 91

Filippi 3:17 – Paulus’ mede-navolgers Word allen mijn mede-navolgers broeders en let op hen die evenzo wandelen, zoals jullie ons tot voorbeeld hebben. Zoals vaker in zijn brieven roept Paulus ook hier op om hem na te volgen (1Kor.4:16; 11:1). Zo’n uitspraak kan gemakkelijk worden misverstaan, alsof Paulus zichzelf tot norm van geloof zou verklaren. Dat is uiteraard niet het geval. In 1Korinthe 11:1 schrijft hij: “word mijn navolgers, zoals ik van Christus”. Dat betekent: we zouden Christus navolgen, zoals Paulus Christus navolgde. Hoe kunnen we Christus navolgen? Wij zijn immers op aarde terwijl Hij, opgewekt en verheerlijkt, in de hemel is. Welnu, Paulus is daarin de logische schakel. Want hij werd geroepen en onderwezen door Christus vanuit de hemel. Door Paulus’ voorbeeld en model, volgen we Christus na! Dat gaat (letterlijk!) zoveel hoger dan het treden in Jezus’ voetstappen hier op aarde (vergl. 1Petr.2:21). Wij kennen en hebben deel aan een levende Christus (:10)! Paulus roept zijn lezers op om mede-navolgers van hem te worden en attendeert ook op degenen die “evenzo wandelen”. Hij wijst op “ons voorbeeld” en doelt daarbij in elk geval op Timotheüs (1:1; 2:20) en ongetwijfeld ook op Epafroditus (2:25,29). In de wandel van deze mannen werd gedemonstreerd wat zojuist naar voren was gebracht. Eén doelwit: Christus Jezus kennen én bekendmaken! 92

Filippi 3:18 – vijanden van het kruis van Christus Want velen wandelen (ik zei het jullie dikwijls, maar nu zeg ik het ook huilend) als vijanden van het kruis van Christus. Vers 17 was een aanbeveling om te wandelen naar het voorbeeld van hen die Christus navolgen zoals Paulus dat deed. Dat staat in contrast met de velen die wandelden als vijanden van het kruis van Christus. Vaak had Paulus hierover al gesproken met de Filippiërs, maar dit keer zegt hij het ook huilend. Kennelijk had hij verdriet over de grote invloed van deze ‘judaïseerders’. In vers 2 noemde hij hen “honden”, “slechte arbeiders” en “de versnijdenis”. Deze judaïseerders wilden dat de gelovigen onder de natiën zouden wandelen zoals Jezus van Nazareth op aarde wandelde. Ongetwijfeld afficheerden zij zich als vrienden van Christus, maar Paulus stelt ze aan de kaak als “vijanden van het kruis van Christus”. Want het kruis maakt een einde aan alles waarop zij zich zo graag naar het vlees wilden beroemen. Jezus leefde op aarde inderdaad als Jood onder de wet (Gal.4:4). Maar Hij stierf om hen die onder de wet waren, vrij te kopen (Gal.4:5). De vele vijanden waarop Paulus hier doelt hielden zogenaamd vast aan Jezus’ leven op aarde, maar van de betekenis van Zijn kruis, Zijn opstanding en hemelvaart wilden ze niet weten. 93

Filippi 3:19 – gezind op de aardse dingen Hun einde is ondergang, hun god is de buik en hun heerlijkheid is de schaamte; zij zijn gezind op de aardse dingen. Van “de vijanden van het kruis van Christus” worden hier vier kenmerken gegeven. Eerder noemde Paulus deze lieden “honden”, “slechte arbeiders” en “de versnijdenis” (3:2) en hier zijn de kwalificaties bepaald niet vleiender. Het is waar dat uiteindelijk elke tong Jezus als Heer zal erkennen (Filp.2:10,11), maar als vijanden van het kruis eindigen ze in ondergang. Want op een ‘evangelie’ dat geen Evangelie is, rust een Goddelijk anathema (Gal.1). Het tweede kenmerk van deze vijanden is dat “hun god de buik is”. Het is een sneer naar de judaïseerders die onder de natiën een godsdienst wilden vestigen waarin de keuken en kosher eten centraal staan (Kol.2:16). Het derde kenmerk dat Paulus van deze judaïseerders geeft is: “hun heerlijkheid is de schaamte”. Dit verwijst naar het promoten van het besnijden van ‘goy’ mannen. Men stelde er een eer in om de schaamdelen van niet-Joodse mannen te besnijden. Met minachting noemde Paulus deze gênante praktijk eerder nog “de versnijdenis” (3:2). En als laatste kenmerk omschrijft hij “de vijanden van het kruis van Christus” als “gezind op de aardse dingen” (vergl. Kol.2:20-3:2). Kort en goed: men miskent de opgewekte Christus in de hemel. 94

Filippi 3:20 – ons burgerschap is in de hemelen Want ons burgerschap is in de hemelen, van waaruit wij ook de Heer Jezus Christus verwachten als Redder … Cynisch had Paulus de judaïseerders in de voorgaande verzen getekend als gezind op de aardse dingen. Het verschil tussen hen en “ons” is een verschil als tussen hemel en aarde. Want terwijl zij georiënteerd zijn op de aarde is “ons burgerschap in de hemelen”. De term “burgerschap” is in het Grieks politeuma waar ons woord ‘politiek’ van afgeleid is. Voor de Filippiërs moet dit bekend in de oren hebben geklonken aangezien hun stad een Romeinse kolonie was en haar inwoners het burgerschap van Rome bezaten. Zij bevonden zich als burgers van Rome dus in den vreemde. En zo is het met ons als gelovigen net zo. Wij bevinden ons weliswaar hier op aarde maar dat is niet ons thuis. Wij zijn immers verbonden met de Heer Jezus Christus in de hemelen en Zijn positie daar aan de rechterhand Gods is ook de onze (Ef.1:3; 2:6; Kol.3:1-4). Hoewel ons burgerschap boven in de hemelen is, bevindt ons vernederd lichaam zich nog hier op aarde. Daarom is onze hoop gevestigd op Hem die vanuit de hemelen zal komen om ons te redden en om ons lichaam te conformeren aan haar hemelse bestemming! 95

Filippi 3:21 – vernedering versus heerlijkheid Want ons burgerschap is in de hemelen, van waaruit wij ook de Heer Jezus Christus verwachten als Redder, die ons lichaam van de vernedering zal transformeren, gelijkvormig aan het lichaam van Zijn heerlijkheid … De huidige staat van ons lichaam noemt Paulus die “van de vernedering”. Dat is letterlijk zo omdat het gebonden is aan de aarde, hier beneden, maar ook omdat het overgeleverd is aan vernederende eigenschappen. Dit lichaam is vergankelijk, we zijn immers stervelingen. Het is bovendien zwak, vatbaar voor ziekte en onderhevig aan ontluistering en aftakeling. Niemand minder dan de Heer Jezus Christus zelf zal ons uit deze vernederende situatie redden. Hij bevindt Zich al bijna tweeduizend jaar in een positie die wij straks ook lijfelijk gaan innemen. Ons lichaam zal gelijkvormig worden gemaakt aan “het lichaam van Zijn heerlijkheid”. De heerlijkheid van ons toekomstig lichaam is in alles het tegenovergestelde van wat we zojuist vaststelden over de vernedering (1Kor.15:42-49). Het is een onvergankelijk lichaam, krachtig, bruisend van energie, letterlijk stralend en geschikt om te verkeren in de hemelse regionen. Tevens is het een ‘pneumatisch‘ lichaam – aangestuurd door geest. Het wachten is op het moment dat onze Heer uit de hemelen zal komen als Redder om onze lichamen te transformeren. Wat een onvoorstelbare ‘mind-blowing’ dag zal dat zijn!!! 96

Filippi 3:21 – die ons lichaam zal transformeren … de Heer Jezus Christus verwachten als Redder, die ons lichaam van de vernedering zal transformeren, gelijkvormig aan het lichaam van Zijn heerlijkheid… Op meerdere plaatsen in zijn brieven spreekt Paulus over het onvoorstelbare moment van de transformatie van onze lichamen wanneer de Heer Jezus Christus uit de hemel komt en wij Hem vervolgens tegemoet zullen gaan (1Kor.15:51-54; 1Thes.4:15-18). Deze transformatie geschiedt op twee achtereenvolgende momenten. Eerst klinkt de bazuin Gods waarbij de ontslapenen in Christus zullen worden opgewekt in heerlijkheid. Pal daarop klinkt de volgende bazuinstoot (“de laatste bazuin”) waarbij de dan levende gelovigen in één ondeelbaar ogenblik zullen worden veranderd. Dus eerst de doden en daarna de levenden. Beide groepen worden getransformeerd vanuit een totaal verschillende achtergrond, maar met één doel: gelijkvormig gemaakt worden aan het lichaam van Jezus Christus’ heerlijkheid. Hij was de eerste die ooit werd opgewekt in onvergankelijkheid, heerlijkheid en kracht, met een ‘pneumatisch’ en hemels lichaam(1Kor.15:42-49). Naar dat model zullen wij straks worden getransformeerd. Daartoe zijn we bestemd (Rom.8:29)! En daarna? Dan zullen de opgewekte doden samen en gelijktijdig met de veranderde levenden “worden weggerukt in wolken, tot ontmoeting van de Heer in de lucht”! Dat is de verwachting die binnen niet al te lange tijd werkelijkheid gaat worden! 97

Filippi 3:21 – Zijn vermogen … die ons lichaam van de vernedering zal transformeren, gelijkvormig aan het lichaam van Zijn heerlijkheid naar de inwerking van Zijn vermogen waarmee Hij ook alles aan Zich onderschikt. Het zal duidelijk zijn dat de transformatie van ons lichaam van vernedering naar heerlijkheid, een Goddelijke kracht vereist. Een opstandingskracht die we tot dusver slechts kennen van Jezus Christus, die als enige onsterfelijkheid heeft (1Tim.6:16). Nou ja, behalve dan dat we deze opstandingskracht op tal van manieren geïllustreerd zien in de levende natuur. Denk aan een fenomeen als metamorfose waarbij een waterkever transformeert in een libelle, of een rups verandert in een vlinder. Dat zijn indrukwekkende typen van transformatie en een onmiskenbare demonstratie van Goddelijk vermogen. In bovenstaand vers gaat het trouwens specifiek over het vermogen van Jezus Christus waarmee Hij straks lichamen zal transformeren. Het is hetzelfde vermogen als waarmee Hij ook alles aan Zich onderschikt. Dit vermogen (kracht > Gr. dunamai) heeft Hij van Zijn God en Vader ontvangen (Joh.5:25-28). Zoals God Hem tevens heeft bestemd om alles te onderschikken. En wanneer alles Hem is onderschikt, dan zal ook de Zoon zelf worden onderschikt waarna God zal worden “alles in allen” (1Kor.15:28). Wat een vermogen en kracht om dit alles te realiseren! 98

NAAR ZIJN RIJKDOM FILIPPI 4 99

Filippi 4:1 – eer en onderscheiding Zo dan mijn broeders, geliefden en naar wie verlangd wordt, mijn vreugde en lauwerkrans, staat alzo vast in de Heer, mijn geliefden. Dit vers vormt de overgang naar een nieuwe passage. Paulus spreekt zijn lezers aan als “broeders”, waarbij vanzelfsprekend de zusters zijn inbegrepen, zoals in vers 2 ook blijkt. Dit gebruik van de mannelijke aanspreekvorm berust op het Bijbels principe dat de man en niet de vrouw primair aansprakelijk is (“Adam, waar ben je?”). Dat Paulus naar de Filippiërs verlangt steekt hij niet onder stoelen of banken (1:8; 2:26). Hij verblijdt zich in hen en noemt hen zijn “lauwerkrans”. Bedoelt hij daarmee dat het geloof van de Filippiërs zijn verdienste zou zijn? Uiteraard niet! Want ons geloof is altijd GODS prestatie. Hij opent immers ogen, oren en harten en Hij overtuigt. Dat is geen mensenwerk. Dat neemt echter niet weg dat aan Paulus de eer ten deel was gevallen om Gods instrument daarin te mogen zijn. Deze onderscheiding is Paulus’ eer, maar omdat het hem gegeven is, is het GODS verdienste. Twee keer in één zin worden de lezers “geliefden” genoemd (nl. geliefden van God; Rom.1:7) en aangespoord om alzo vast te staan in de Heer. “Alzo”, dat wil zeggen: onwrikbaar staande in de beloften Gods zoals Paulus die had opgetekend. 101

Filippi 4:2,3 – de neuzen in één richting Euodia roep ik op en Syntyche roep ik het, hetzelfde gezind te zijn in de Heer. Ja, ik vraag ook u, waar teamgenoot, wees hen behulpzaam die in het Evangelie samen streden met mij … De beide dames die hier worden genoemd komen we elders nergens tegen. Ze streden samen met Paulus in het goede bericht. Hebben ze misschien hun huizen opengesteld? Hoe dan ook, ze betekenden veel voor Paulus’ arbeid. Ze streden samen met hem, waarin besloten ligt dat ze samen met hem ook tegenstand hebben ondervonden. Waaruit het conflict tussen Euodia (‘goede weg’) en Syntyche (‘samenloop’) bestond, lezen we niet. Paulus kiest geen partij; wellicht was er sprake van botsende karakters of onderlinge rivaliteit. Hij doet een beroep op zijn “waar teamgenoot” (lett. samen-jukdrager) om in het conflict tussen de zusters te bemiddelen. Wie dat is, staat er niet bij. Vermoedelijk Epafroditus die immers met deze brief naar de Filippiërs ging en één van hen was maar tevens een medewerker van Paulus (2:25). Strijd hoort bij het doorgeven van het goede bericht. Maar hoe zonde is het als medestrijders elkaar gaan bestrijden. Dat doet de voortgang van het Evangelie geen goed. De neuzen zouden in één richting staan. Gericht op het ene Woord en op de ene Heer. 102

Filippi 4:3 – namen in het boek des levens Ja, ik vraag ook u, waar teamgenoot, wees hen behulpzaam die in het Evangelie samen streden met mij, ook met Clemens en mijn overige medewerkers van wie de namen in het boek des levens staan. Paulus vraagt zijn “waar teamgenoot” (Epafroditus?) de beide genoemde vrouwen behulpzaam te wezen in hun eensgezindheid. Ze streden samen met Paulus in het Evangelie en niet alleen zij, maar ook Clemens en de “overige medewerkers”. Evenals Euodia en Syntyche (:2) zal ook Clemens in Filippi een bekende zijn geweest, maar hem komen we eveneens verder niet tegen in de Schrift. Clemens is trouwens een Latijnse naam en ons woord ‘clementie’ (= genadige welwillendheid) is er direct aan verwant. Van al deze medewerkers merkt Paulus op dat hun namen staan opgetekend in ‘het boek des levens”. Het is de enige keer in Paulus’ brieven dat naar dit boek wordt verwezen. In dit boek staan de namen opgetekend van de rechtvaardigen (Ps.69:28), dat wil zeggen: van de gelovigen. God rekent immers geloof tot rechtvaardigheid (Gen.15:6). Slechts rechtvaardigen zullen het leven beërven van de toekomende aeonen waarin Christus heerst. Zeker, ook de overigen zullen uiteindelijk worden levend gemaakt, maar dat zal pas zijn aan het einde van Christus’ heerschappij, wanneer Hij de dood als laatste vijand teniet doet. Alles op GODS tijd. 103

Filippi 4:4 – altijd blij! Verheug je in de Heer altijd! Wederom zal ik zeggen: verheug je! Al vaak hebben we in de bespreking van deze brief de nadruk op blijdschap opgemerkt. En het feit dat deze oproep bij herhaling gedaan wordt door iemand die zoveel reden had om bij de pakken neer te zitten, onderstreept des te meer hoe bijzonder deze blijdschap is. Het is niet te vergelijken met plezier dat afhankelijk is van uiterlijke genoegens. Ware vreugde is gebaseerd op wetenschap die onafhankelijk is van emoties en omstandigheden. De reden van deze voortdurende blijdschap is gelegen “in de Heer”, d.w.z. in Hem die alles beHEERst en alles perfect onder controle heeft en gegarandeerd tot een goed einde brengt. Bij wie nooit iets mis gaat. Zich verheugen in Hem is geen truc of emotie maar het bewustzijn dat Hij Heer is. En als de gevoelens nou geheel ontbreken? Geen punt, dank GOD en wees blij dat ook als we down of depressief zijn en alles om ons heen gitzwart lijkt, de Bron van vreugde nog steeds onverminderd opwelt. Theoretiseer niet over deze vreugde, maar sta er op. Maak van dit verheugen in Hem een levenshouding. “Wederom zal ik zeggen: verheug je!” 104

Filippi 4:5 – inschikken & schik in Laat jullie inschikkelijkheid alle mensen bekend worden. De Heer is nabij. De vertalingen verschillen nogal in de weergave van het Grieks woord epieikes. De ene vertaling geeft het weer met ‘vriendelijkheid’ en de andere met ‘bescheidenheid’, maar deze beide vertaalwoorden worden al gebruikt voor andere Griekse woorden. Het vertaalwoord ‘inschikkelijkheid’ komt wellicht het dichtste in de buurt. Inschikkelijkheid duidt op het vermogen zich te schikken in de omstandigheden. We weten het allemaal: op heel veel van de dingen die ons overkomen hebben we niet of nauwelijks invloed. We kunnen daarover mopperen of ertegen vechten, maar het effect daarvan is niet dat de omstandigheden daardoor verbeteren. Wel dat daardoor ons persoonlijk welbevinden en onze relaties verslechteren. Slechts degene die accepteert wat niet te veranderen is en zich schikt en aanpast, kan verder. The survival of the fittest. De oproep in bovenstaand vers volgt logisch op het voorafgaande. Wie zich verheugt in de Heer weet dat er Eén is die de dingen beschikt en alles doet meewerken ten goede. Een fatalist schikt zich niet, maar legt zich (in het beste geval slechts) neer bij het noodlot. Een gelovige daarentegen weet dat GODS weg altijd de beste is en kan zich vanuit dat besef in vertrouwen schikken. Wie zou niet zó bekend willen staan?! 105

Filippi 4:6 – in geen ding bezorgd Weest in geen ding bezorgd maar laat in alles in gebed en smeking met dankzegging, jullie verzoeken bekend worden naar God toe. De oproep om in geen ding bezorgd te zijn staat niet op zichzelf, maar kan alleen begrepen worden in samenhang met het voorgaande. Er is een Heer die alles beheerst en bij Wie alles in goede handen is. In Wie we ons dus te allen tijde kunnen verheugen. Het idee is niet dat we niet bezorgd mogen zijn. Want in dat geval zou zo’n instructie ons in feite alleen maar meer belasten. Boven op de last van zorgen zou Paulus ons ook nog met een schuldgevoel belasten over onze bezorgdheid. Dat is geen zorg minder, maar juist een zorg meer! De clou van de oproep in dit vers om in geen ding bezorgd te zijn is dat in alles voor ons wordt gezorgd. We hoeven niet bezorgd te zijn omdat er Eén is die voor ons zorgt en garant staat voor de ultieme afloop. En daarbij verzekert Hij ons ook dat Zijn weg daar naartoe altijd de beste is! Hij geeft ons elke dag alles wat in Zijn ogen nodig is. Vandaag, morgen en overmorgen. Is dat geen hele zorg minder?! 106

Filippi 4:6 – alles met dankzegging Weest in geen ding bezorgd maar laat in alles in gebed en smeking met dankzegging, jullie verzoeken bekend worden naar God toe. De waarheid dat GOD voor ons zorgt en wij dus onbezorgd mogen leven, betekent niet dat we maar beter onze wensen en gebeden achterwege kunnen laten. Paulus zegt zelfs dat we al onze verzoeken aan God bekend zouden maken. Er is geen wens die we Hem niet zouden mogen melden! Deze verzoeken worden hier samengevat in “gebed en smeking”. In het woord voor “gebed” (Gr. pros-eu-che) zitten de elementen ‘naartoe-wel-hebben’ wat duidt op juiste gerichtheid ten opzichte van de Schepper. Het woord voor ‘smeking’ (Gr. de-eesis) is afgeleid van ‘binden’ en spreekt van nood en urgentie (‘op het hart binden‘). De clou van Paulus’ aanbeveling is gelegen in de woorden “met dankzegging“. Welk verzoek we ook tot God richten en hoe hoog de nood ook is, altijd zouden onze verzoeken gepaard gaan “met dankzegging”. Niet als een apart onderdeel waarbij we voor het ene bidden en voor het andere danken. Nee, in alles waarin we bidden en smeken, zouden we tevens GOD danken. Want aangezien Hij voor ons zorgt weten we op voorhand dat Hij ons het allerbeste geeft! Als we om zilver vragen geeft God goud! 107

Filippi 4:6,7 – de vrede van God … laat in alles in gebed en smeking met dankzegging, jullie verzoeken bekend worden naar God toe. En de vrede van God, die superieur is boven elk denken, zal als in een vesting, de harten en gedachten van jullie bewaren, in Christus Jezus. Vers 7 beschrijft de uitwerking van “gebed en smeking met dankzegging”. Zoals eerder opgemerkt mag deze dankzegging niet worden opgevat als een apart onderdeel, maar als een eigenschap van “gebed en smeking”. In alles waarvoor we bidden, zouden we bij voorbaat danken dat Hij bij machte is het ons te geven. En als Hij het niet geeft dan is dit omdat Hij iets veel beters voor ons in petto heeft. Wanneer we zó bidden stellen we werkelijk ons vertrouwen op “God als GOD” (Rom.1:21). Er wordt hier niet toegezegd dat we door “gebed en smeking” alles zullen ontvangen waarvoor we bidden. Ons bidden dient niet om God op andere gedachten te brengen. Alsof wij het beter zouden weten dan Hij. Gebed verandert niet God, maar de bidder! Ons denken wordt veranderd. Als wij bidden met dankzegging dan worden we ons ervan bewust dat GODS weg altijd de beste is. Zie daar de vrede die GOD Zelf heeft. Een vrede die elk denken overstijgt! 108

Filippi 4:7 – als in een vesting En de vrede van God, die superieur is boven elk denken, zal als in een vesting, de harten en gedachten van jullie bewaren, in Christus Jezus. Hoe gemakkelijk kunnen zorgen het leven kwellen. Vanwege ziekte of door omstandigheden thuis, in de familie of op het werk. Of in het grote wereldgebeuren. Noem maar op. Het is zo menselijk om daardoor onrustig of terneergedrukt te worden. In bovenstaand vers schrijft Paulus niet over de vrede met God (zoals in Rom.5:1) maar over de vrede van God. Dat is de vrede die God zelf heeft. Waar wij misschien in paniek raken en menen dat de dingen helemaal uit de hand lopen is er Eén die alles perfect in Zijn hand heeft. Alles verloopt “naar de raad van Zijn wil” (Ef.1:11) en niets (!) vindt zomaar plaats. Alles heeft een bedoeling. Natuurlijk gaat deze waarheid elk menselijk begrip te boven. Want de oceaan past nu eenmaal niet in een vingerhoedje. Zodra ik in mijn bidden en smeken God als GOD verheerlijk “met dankzegging” (Rom.1:21), zal Zijn vrede zich van mij meester maken. De vrede GODS zal als een vesting zijn, waarbinnen al mijn overwegingen en emoties een veilig onderkomen hebben. Als een vaste burcht waarbinnen mij niets kan overkomen! 109

Filippi 4:8 – positief denken niet los verkrijgbaar Voor het overige broeders, al wat waar, al wat respectabel, al wat rechtvaardig, al wat zuiver, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, wat deugd heet, wat lovenswaardig is, bedenk dat! Vele eeuwen voordat Norman Vincent Peale zijn beroemde boeken over ‘positief denken’ publiceerde, tekende Paulus reeds bovenstaande woorden op. Filippi 4:8 vat het in acht punten samen. Let er op dat ‘positief denken’ niet op zichzelf staat maar een bijlage is (“voor het overige”) van de vrede van GOD die onze gedachten bewaart als in een vesting (:7). Alleen wanneer we God als GOD verheerlijken en danken, heeft ‘positief denken’ een grondslag. Want Hij maakt immers van elke ‘min’ een ‘plus’! In de erkenning van GOD is ‘positief denken’ daarom volstrekt logisch. Zonder GOD is ‘positief denken’ slechts opportunisme; men lift mee op de positieve effecten terwijl men het fundament van dit denken niet onderschrijft. Wanneer onze gedachten bewaard worden in de vrede van GOD is ons denken per definitie positief georiënteerd. In die mindset zijn de acht kenmerken die worden genoemd in Filippi 4:8 volmaakt passend. Het “bedenk dat!” staat in het Grieks in de middenvorm: het is zowel passief als actief. Want wie denkt binnen de vesting van Gods vrede kan niet anders dan zó positief denken! 110

Filippi 4:9 – rolmodel Paulus Wat jullie leerden en ontvingen en hoorden en waarnamen van mij, praktiseer deze dingen en de God van de vrede zal met jullie zijn. Naast de algemene positieve oriëntatie die Paulus aanbeveelt (:8) wijst hij hier wederom concreet op zichzelf als voorbeeld (3:17). Paulus is zich ervan bewust dat, aangezien hij zijn onderwijs rechtstreeks van Christus Jezus zelf heeft ontvangen, het dus ook normatief is. Want hij heeft het zó aan de Filippiërs doorgegeven als dat hij het zelf geleerd en ontvangen heeft. Dus niet alleen de inhoud van zijn onderwijs beveelt hij aan maar ook hoe ze het van hem hebben gehoord en waargenomen. In alle opzichten is hij een rolmodel. Zoals hij elders aan de Korinthiërs schrijft (1Kor.11:1): word mijn navolgers zoals ik Christus navolg. Christus is boven aan Gods rechterhand en als je Hem wilt navolgen, luister en kijk dan naar Paulus! Niet om er over te theoretiseren maar om het te praktiseren. Twee verzen eerder (4:7) lazen we over “de vrede van God” die met ons zal zijn wanneer we in alles GOD danken. Maar hier reikt de belofte nog verder. Wanneer we Paulus zowel in leer als praktijk navolgen zal “de GOD van de vrede” met ons zijn. Niet ‘slechts’ GODS vrede is dan ons deel, maar Hijzelf! 111

Filippi 4:10 – eindelijk opbloeien Ik verheugde mij in grote mate dat jullie eindelijk eens je gezindheid over mij deden opbloeien. Jullie gezindheid was er wel, maar er was geen gelegenheid. Wat nu nog in deze brief volgt zijn enkele persoonlijke ontboezemingen van Paulus naar aanleiding van de gift die de Filippiërs via Epafroditus aan hem hadden gezonden (4:18). Bovenstaand vers zou oppervlakkig gezien als een verwijt kunnen worden opgevat, maar dat is zeker niet de gedachte. Dat de Filippiërs “eindelijk eens” hun gezindheid over Paulus deden opbloeien, bewijst niet dat ze voorheen laks of nalatig waren. Want aan hun gezindheid naar Paulus toe lag het bepaald niet; de gelegenheid deed zich simpelweg niet voor om hem daadwerkelijk te kunnen ondersteunen. Paulus vergelijkt de gezindheid van de Filippiërs naar hem toe met de winterslaap van bomen en planten. Lange tijd moesten zijn lezers wachten alvorens hun belangstelling en aandacht voor Paulus gelegenheid kreeg om op te bloeien. Deze metafoor uit de natuur illustreert treffend dat we geduld moeten leren koesteren. Liefde vergaat nooit, maar kent wel getijden. Lang duurt soms de herfst of winter. Maar altijd volgt daar weer de lente en zomer! En wat een grote vreugde voor Paulus is het wanneer hij het geduld van zijn lezers en hemzelf ‘beloond’ ziet! 112

Filippi 4:11 – autarkie Niet dat ik dit vanwege gebrek zeg, want ik leerde temidden van de dingen waarin ik ben, tevreden te zijn. Dat Paulus zo verheugd is over de gelegenheid die zich bij de Filippiërs had voorgedaan om hem te ondersteunen (4:18), is niet omdat hij gebrek zou lijden of zat te wachten op hun gift. Nooit deed hij een beroep op anderen om hem te ondersteunen. Voor hem was het een eer om het Evangelie ‘om niet’ te prediken (1Kor.9:18). Hier noemt Paulus nog een ander motief: hij had geleerd om in de omstandigheden waarin hij zich bevond tevreden te zijn. Het is de moeite waard om in te zoomen op het Griekse woord voor ’tevreden zijn’ (Gr. autarkes). Ons woord ‘autarkie’ is er direct van afgeleid. Het woord is opgebouwd uit de elementen voor ‘zelf’ + ‘genoeg’. In de economie verwijst autarkie naar het streven om zelfvoorzienend en dus onafhankelijk van anderen te zijn. Denk ook aan zogenaamde ‘preppers’ (afgeleid van prepare) die zich voorbereiden op een noodsituatie waarbij ze, om te kunnen overleven, minimaal afhankelijk zijn van anderen. Paulus had geleerd om in alle omstandigheden ‘autarkie’ te zijn. Zich te schikken (4:5!) en altijd genoeg te hebben. Onafhankelijk van mensen en omstandigheden en in alles tevreden te zijn. 113

Filippi 4:12 – in alle dingen ingewijd En ik weet van vernederd te zijn en ik weet van overvloed te hebben en ik ben in alle dingen ingewijd, zowel in verzadigd worden als in honger hebben, zowel overvloedig te zijn als tekort hebben. Paulus was een ervaringsdeskundige als het gaat om tevreden (autarkie) te zijn in alle omstandigheden. Om dit aan zijn lezers duidelijk te maken gebruikt hij een opklimmende reeks van werkwoorden. Hij leerde tevreden te zijn in alle omstandigheden (:11). En inmiddels zegt hij te weten van vernedering en overvloed, d.w.z. hij had proefondervindelijk deze ervaringen opgedaan. Sterker nog: hij was “in alle dingen ingewijd“, een term die bedoelt te zeggen dat hij is geïntroduceerd in de ‘inner circle’. Wie ingewijd is, behoort tot de experts. De meest extreem tegengestelde omstandigheden benoemt Paulus. Hij kende uit ervaring overvloed en doelt daarbij misschien op zijn gegoede achtergrond van huis uit. Of aan de keren dat hij een royaal onderkomen genoot, zoals bijvoorbeeld ooit bij de zakenvrouw Lydia (Hand.16:15). Bij “vernederd te zijn” denkt hij (blijkens het slot van de zin) aan “tekort hebben”. In 2 Korinthe 11:27 somt hij enkele voorbeelden van zulke tekorten op: “tal van nachten zonder slaap, in honger en dorst, tal van dagen zonder eten, in koude en naaktheid”. En in dat alles: tevreden! 114

Filippi 4:13 – sterk in Hem die mij kracht geeft! In alle dingen ben ik sterk in Hem die mij kracht geeft. Met “alle dingen” doelt Paulus op alles waarover hij sprak in het voorgaande vers. Overvloed en tekort, verzadigd zijn en honger hebben. In al deze omstandigheden was Paulus autarkie (:11), zelfstandig en tevreden, onafhankelijk van de omstandigheden. Paulus bedoelt dus niet, zoals zijn woorden wel vaak worden opgevat, dat hij alles zou kunnen of tot alles in staat is. Zo’n uitleg trekt Paulus’ woorden uit z’n verband. Nóg meer geweld doen we deze tekst aan door slechts de helft van de zin te citeren. “In alle dingen ben ik sterk”, punt. Want door zó te knippen ontgaat je compleet het geheim van het sterk-zijn van Paulus. Dit is geen spierballentaal van hem. En hij is ook geen krachtpatser die zelfingenomen ’tjakka!’ roept. Paulus is sterk, jazeker. Want tegen elke omstandigheid, in al z’n extreme vormen, blijkt hij opgewassen te zijn. Maar die kracht en energie heeft hij niet van zichzelf. Dat hij in alles sterk is dankt hij geheel aan de opgewekte Christus, die hem ooit had geroepen. Sindsdien heeft hij slechts één oogmerk: Hem te kennen en de kracht van Zijn opstanding (3:10). Dat is de ongelimiteerde kracht (Gr. dunamis = vermogen) die hem én ons (!) ter beschikking staat! 115

Filippi 4:14 – deelgenoten in Paulus’ verdrukking Toch doen jullie er goed aan samen deel te nemen aan mijn verdrukking. Nooit deed Paulus een beroep op anderen om hem in zijn arbeid te ondersteunen. Want hij had geleerd met de omstandigheden genoegen te nemen en zich daarin onafhankelijk van mensen op te stellen. Om autarkisch te zijn, zelfvoorzienend (:11). Dat neemt echter niet weg dat Paulus zeer blij was (:10) met de gift die hij van de Filippiërs had ontvangen (:18). Dat lijkt misschien tegenstrijdig maar dat is het niet. Weigeren te bedelen betekent niet dat je geen ondersteuning weet te waarderen. Paulus vroeg niet om giften, maar waardeerde het zeer om het te ontvangen! De “verdrukking” waarover hij schrijft verwijst naar de druk die de gevangenschap met zich meebracht. Voor levensbehoeften (voedsel, kleding, schrijfgerei, etc.) was hij kennelijk grotendeels aangewezen op anderen. Hoe goed is het om dan te ondervinden dat anderen metterdaad aan je denken! De waardering voor de gift is voor Paulus niet primair gelegen in de ondersteuning zelf (:17), maar in het besef dat de Filippiërs aan zijn verdrukking deelnamen. Het woord voor ‘deelnemen’ in het Grieks (koinoneo) is hetzelfde als het woord voor ‘gemeenschap’. De Filippiërs demonstreerden dat ze solidair waren met de gevangene Paulus en met het Goede Bericht dat hij uitdroeg (1:5)! 116

Filippi 4:15 – solidair En jullie weten ook Filippiërs dat in aanvang van het Evangelie, toen ik van Macedonië wegging, geen enkele ekklesia met mij deelnam in rekening van uitgave en ontvangst, dan alleen jullie. Door hen aan te schrijven als Filippiërs zet hij zijn lezers letterlijk en figuurlijk op één plek (vergl. Korinthiërs en Galaten in resp. 2Kor.6:11 en Gal.3:1). In geen enkele plaats heeft Paulus meegemaakt wat hij heeft ondervonden vanuit Filippi. Hij blikt terug naar het allereerste begin, ruim tien jaar eerder, toen hij in Macedonië het Evangelie had bekend gemaakt. Filippi lag evenals Thessalonika en Berea in Macedonië. Paulus’ verblijf daar wordt door Lucas beschreven in Handelingen 16 en 17. Toen Paulus vertrok uit de provincie Macedonië en vervolgens naar Achaje ging (zuid Griekenland) waren het enkel de Filippiërs die hem materieel ondersteunden. Hij gebruikt daarvoor geheel passend een handelsterm: ze namen deel aan zijn rekening van uitgave en ontvangst. Zijn financiële situatie was hun zorg. Ook hier is het woord voor ‘deelname’ gelijk aan het woord voor ‘gemeenschap’. Paulus’ arbeid in het Evangelie had het hart van de Filippiërs, en daarom wilden ze hem maximaal ontlasten van materiële zorgen. Niet omdat hij daarom vroeg, integendeel zelfs, maar omdat zij solidair waren met zijn prediking! Het heeft op Paulus een onvergetelijke indruk gemaakt! 117

Filippi 4:16 – onvergetelijke verrassingen Want zelfs in Thessalonika zonden jullie een en andermaal wat ik nodig had. In het vorige vers merkte Paulus op dat nadat hij Macedonië had verlaten, de Filippiërs als enigen van alle ekklesia’s deelden in zijn financiële wel en wee. Sterker nog, zelfs toen hij nog in Thessalonika was hebben ze bij herhaling hem benodigdheden opgestuurd. Thessalonika is de hoofdstad van Macedonië en Paulus bezocht deze stad nadat hij uit Filippi overhaast was vertrokken (Hand.16:40, 17:1). Thessalonika is ruim 125 kilometer van Filippi verwijderd. Paulus’ verblijf in Thessalonika heeft slechts drie weken geduurd (Hand.17:2), maar blijkens bovenstaand vers heeft hij in die korte tijd minstens twee keer een gift vanuit Filippi ontvangen. Enige tijd later schrijft Paulus vanuit Korinthe (waar hij anderhalf jaar heeft gewoond; Hand.18:11) een tweetal brieven aan de Thessalonikers. Hij herinnert hen er dan aan (1Thes.2:9; 2Thes.3:8) dat toen hij bij hen verbleef hij druk doende was om het Evangelie van God onder hen bekend te maken, maar daarbij perse niemand van hen lastig wilde vallen, en hij daarom in zijn eigen levensonderhoud voorzag. Dag en nacht was hij aan het werk. Nu Paulus jaren later aan deze hectische tijd terugdenkt, komen weer die spontane giften van de Filippiërs hem voor de geest. 118

Filippi 4:17 – delen = vermenigvuldigen Niet dat ik de gift zoek maar ik zoek de opbrengst die toeneemt op jullie rekening. Vanaf het allereerste begin hebben de Filippiërs actief deelgenomen aan Paulus’ bediening om het Evangelie in de wereld te herauten. Nog maar net had hij z’n voeten gelicht in Filippi, of ze hadden hem al twee keer in Thessalonika achtervolgd met een gift (:16). Zoals zij dat ook later hebben gedaan, nadat hij Macedonië inmiddels had verlaten (:15). En nu, jaren later hadden ze via Epafroditus opnieuw een gift gezonden. Dat is de directe aanleiding tot deze Filippi-brief. De gift was ongetwijfeld een grote ondersteuning voor Paulus. En toch is dat niet de primaire reden van zijn dankbaarheid. Paulus ziet de gift van de Filippiërs als een investering op hun rekening. Uit liefde voor Paulus en voor het Goede Bericht hebben zij hem ‘verrijkt’. Maar juist omdat dit hun motief was, worden ze er zelf zoveel rijker van! Het algemene Bijbelse idee is dat delen in feite vermenigvuldigen is. ‘Gedeelde vreugd is dubbele vreugd’! Met de opbrengst (lett. vrucht) op de rekening van de Filippiërs bedoelt Paulus te zeggen dat het hen meer verrijkt dan hemzelf. Niet alleen nu, maar ook straks in de parousia, wanneer zij zullen schitteren als Paulus’ erekrans (Fil.3:14; 4:1; 1Thes.2:19). 119

Filippi 4:18 – een welriekend offer aan God Nu heb ik alles en ik ben overvloedig. Ik ben compleet voorzien nu ik van Epafroditus van jullie de dingen ontvang: een welriekend, aangenaam en welgevallig offer aan God! Hoor het Paulus zeggen: ik heb alles en ik ben overvloedig. Notabene een man in gevangenschap. Niet bedelend om meer, maar dankbaar vaststellend dat hij alles heeft … wat God nodig acht. Overvloedig en compleet voorzien. Dit is de tweede en laatste keer dat de naam van Epafroditus valt. We wisten (2:25-29) al dat Paulus hem waardeerde als zijn medewerker en medestrijder. Van de Filippiërs was hij afgevaardigde om Paulus te voorzien in alles wat hij nodig had. Eenmaal bij Paulus aangekomen na een lange en moeizame reis is hij doodziek geworden. Nu hij inmiddels hersteld is zendt Paulus hem met deze brief terug naar het thuisfront in Filippi. De gift die de Filippiërs hadden gezonden was zoveel meer dan alleen een royaal geschenk. Het was een offer. Geen offer aan Paulus maar een offer aan God. Want het verhaal van het geschenk demonstreerde Gods heerlijkheid. Het etaleerde de glorie van het Goede Bericht dat Paulus verkondigde en waarmee de Filippiërs zo blij waren. Daarom was de gift die ze Paulus hadden gezonden een offer aan God. Welriekend, aangenaam en welgevallig! 120

Filippi 4:19 – naar Zijn rijkdom! Mijn God nu zal in elke behoefte van jullie compleet voorzien, naar Zijn rijkdom in heerlijkheid in Christus Jezus. Paulus was overvloedig en compleet voorzien in alles wat hij nodig had (4:18). “Mijn genade is u genoeg” (2Kor.12:9), zo was hem ooit verzekerd en het is zijn levensmotto geworden. Niemand is rijker dan degene die genoeg heeft. Wat voor Paulus de waarheid was, geldt voor zijn lezers niet minder. Toen en nu. In elke behoefte voorziet God compleet. Niet in wat wij vinden dat we nodig hebben, want wat weten wij daar nu van?! Slechts Eén weet wat we werkelijk nodig hebben. Dit vers is rijk aan superlatieven. “In elke behoefte”, “compleet voorzien”. Merk ook op dat Paulus schrijft dat God voorziet “naar Zijn rijkdom”. Het voorzetsel “naar” (Gr. kata) is veelzeggend. Dat gaat veel verder dan dat God voorziet “uit Zijn rijkdom”. Een illustratie. Stel, Bill Gates geeft een fooi aan een bedelaar op straat. Dat is een gift uit zijn rijkdom. Maar stel nu dat Bill Gates een gift zou geven naar zijn rijkdom … d.w.z. in overeenstemming met zijn rijkdom. Dan zou de bedelaar in één keer schatrijk zijn! God geeft niet karig maar “naar Zijn rijkdom in heerlijkheid in Christus Jezus”! Dat maakt ons schathemelrijk! 121

Filippi 4:20 – aan onze God en Vader de heerlijkheid! Aan onze God en Vader nu, is de heerlijkheid tot in de aeonen van de aeonen, amen! Met nog drie afsluitende zinnen te gaan zijn we aan het slot van deze brief aangekomen. Wat is dan waardiger dan aan de ene GOD en Vader de lof toe te brengen die Hem toekomt. Nu niet meer slechts als “mijn God”, zoals in het voorgaande vers, maar als “onze God en Vader”. Men zou die kring klein kunnen opvatten door het woord “onze” hier te betrekken op degenen die nu God als zodanig (er)kennen. Maar het reikt zoveel verder! Bedenk dat Paulus eerder in deze brief “onze God en Vader” in een universeel perspectief plaatste (2:9-11). Uiteindelijk zal alle knie buigen en elke tong zal belijden dat Jezus Heer is, “tot heerlijkheid van God de Vader“. Dan zal blijken dat God daadwerkelijk de Vader van ieder creatuur is! Het is deze heerlijkheid die Paulus hier voor ogen staat, aangezien dit pas werkelijkheid wordt in het machtige slotakkoord van “de aeonen van de aeonen”. Christus zal in die alles overtreffende wereldtijdperken heersen (Openb.11:15) totdat allen zijn levend gemaakt en daarmee de dood als laatste vijand zal zijn teniet gedaan (1Kor.15:22-28). Alles en iedereen zal ondergeschikt zijn aan Vader en God wordt “alles in allen”. Amen! 122

Filippi 4:21,22 – groeten over en weer Groet elke heilige in Christus Jezus. Jullie groeten de broeders die samen met mij zijn. Al de heiligen groeten jullie, maar vooral die uit het huis van de keizer zijn. Deze brief is gericht aan “al de heiligen” in Filippi (1:1). Nu aan het slot van deze brief groet Paulus “elke heilige”. Een subtiel verschil. De brief is algemeen geadresseerd maar iedere heilige afzonderlijk wordt gegroet. Paulus brengt tevens de groeten over van de broeders die met hem zijn. Op wie hij behalve Timothëus (1:1) nog meer doelt is niet met zekerheid te zeggen. Als de brief is geschreven in dezelfde tijd als de brief aan de Kolossers, dan kunnen we o.a. denken aan Lucas, Aristarchus en Marcus (Kol.4:1018). Naast de broeders met wie Paulus samen is doet hij ook de groeten namens “al de heiligen”. Daarbij doelt hij op alle gelovigen ter plaatse, d.w.z. in Rome. Al een paar keer zijn we gestuit op aanwijzingen dat deze brief vanuit de hoofdstad van het toenmalige wereldrijk is geschreven (1:13,20; 2:24). Dat Paulus vooral de groeten overbrengt van hen “die uit het huis van de keizer zijn”, bevestigt dit vermoeden heel sterk. Tot in de hoogste regionen van de Romeinse wereld heeft het Evangelie niet alleen geklonken (1:13) maar ook vrucht gedragen! 123

Filippi 4:23 – genade als slotwoord De genade van de Heer Jezus Christus is met jullie geest. Het kan niet missen dat Paulus zijn brief afsluit met deze woorden. Zo doet hij consequent en altijd (2Thes.3:17,18). Het typeert niet slechts zijn correspondentiestijl, het drukt uit wat bij hem de slotsom van alles is. Paulus is door genade geroepen (Gal.1:15). Sterker nog: hij is door genade overweldigd van de Heer Jezus Christus (1Tim.1:14). En door genade is hij geworden wie hij is en daardoor heeft hij meer gearbeid dan wie ook (1Kor.15:10). Aan hem is ook “het beheer van de genade Gods” toevertrouwd (Ef.3:2). Niemand als hij heeft zo helder voor het voetlicht gebracht dat heel het mensdom zal worden gerechtvaardigd in de genade Gods (Rom.3:23,24). Hij heeft het geheraut onder de natiën: de reddende genade van God is verschenen aan alle mensen (Tit.2:11)! Wie van de bijbelschrijvers heeft zo messcherp en zwartwit de genade Gods geëtaleerd als hij (Rom.11:6; Gal.2:21)? Kort en goed: geen begrip dat Paulus zó karakteriseert als … genade. Men zou ook geen treffender afsluiting van juist deze brief kunnen bedenken. Kapers op de kust wilden de Filippiërs judaïseren opdat men zou “roemen in het vlees” (3:1-4). Wat anders dan “de genade van de Heer Jezus Christus” dat daarop het antwoord is? 124

goedbericht.nl GoedBericht wijst op de ene GOD, Die alles beschikt en bij Wie nooit iets mis gaat. Zij wijst op Jezus Christus als Redder der wereld. Jazeker, van alle mensen! Omdat GOD nooit laat varen de werken van Zijn handen. Uitgangspunt is de Bijbelse boodschap zoals Paulus dit als “apostel en leermeester van de natiën” heeft mogen bekendmaken. GoedBericht wil uitsluitend wijzen op wat “er staat geschreven”. Want “de Schrift” bewijst én verklaart zichzelf. Eerder uitgebracht door Stichting GoedBericht: Ongekende Hoogte De Efeze-brief, vers voor vers besproken Auteur: André Piet 220 pagina’s Eerste druk: mei 2021 ISBN 978-94-6266-486-9 125

Zielig is niet geestig De 1e Korinthe-brief, vers voor vers besproken Auteur: André Piet 450 pagina’s Eerste druk: september 2021 ISBN 978-94-6266-527-9 De alleen wijze GOD De Romeinen-brief, vers voor vers besproken Auteur: André Piet 546 pagina’s Eerste druk: januari 2023 ISBN 978-94-6266-527-9 126

O dwaze Ga laten! De Galaten-brief, vers voor vers besproken Auteur: André Piet 200 pagina’s Eerste druk: april 2023 ISBN 978-94-6266-661-0 127

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66
  67. 67
  68. 68
  69. 69
  70. 70
  71. 71
  72. 72
  73. 73
  74. 74
  75. 75
  76. 76
  77. 77
  78. 78
  79. 79
  80. 80
  81. 81
  82. 82
  83. 83
  84. 84
  85. 85
  86. 86
  87. 87
  88. 88
  89. 89
  90. 90
  91. 91
  92. 92
  93. 93
  94. 94
  95. 95
  96. 96
  97. 97
  98. 98
  99. 99
  100. 100
  101. 101
  102. 102
  103. 103
  104. 104
  105. 105
  106. 106
  107. 107
  108. 108
  109. 109
  110. 110
  111. 111
  112. 112
  113. 113
  114. 114
  115. 115
  116. 116
  117. 117
  118. 118
  119. 119
  120. 120
  121. 121
  122. 122
Home


You need flash player to view this online publication