132

Galaten 4:30,31 – kinderen van de vrije Werp het dienstmeisje en haar zoon eruit, want de zoon van het dienstmeisje zal absoluut geen lotbezit ontvangen met de zoon van de vrije. Daarom broeders, wij zijn geen kinderen van een dienstmeisje maar van de vrije. Het citaat uit Genesis 21 over wat Abraham te doen stond met Hagar en Ismaël is veel meer dan alleen historie. Paulus had uit de doeken gedaan dat Hagar en Sara typen zijn van respectievelijk het oude en nieuwe verbond. Van slavernij en vrijheid. Daarom kon het niet missen dat ook het wegsturen van Hagar en Ismaël een diepere betekenis moest hebben. Ismaël en Izaäk hadden één vader maar twee verschillende moeders. De Judaïseerders onder de Galaten die er prat opgingen zonen van Abraham te zijn, realiseerden zich niet dat ze zich opstelden als kroost van Hagar. In slavernij. Een wereld van verschil met wat Paulus aan de Galaten had onderwezen. Zoals Abraham rechtvaardig verklaard werd door amen te zeggen op Gods onvoorwaardelijke belofte, zo ook de Galaten. Los van enig werk van wet. En nu waren ze “in Christus” – het beloofde zaad van Abraham (3:28,29) en daarom viel hen het lotbezit (lees: de erfenis) toe. ‘Om niet’ en in vrijheid. Dat is de positie en daarin zouden zij (en wij!) blijven staan. 140

133 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication