24

Efeze 1:5 – zoonstelling … tevoren ons bestemmend tot zoonstelling door Jezus Christus … Het begrip ‘zoonstelling’, dat we vijf keer in het Nieuwe Testament tegenkomen, wordt in de gangbare vertalingen zelden duidelijk weergegeven. Zo vertaalt de Statenvertaling het steevast met “aanneming tot kinderen”. Terwijl het niet gaat over aanneming of adoptie. En al helemaal niet over aanneming tot kinderen. “Zoonstelling” verwijst naar het fenomeen dat een kind op een zeker moment in de positie van zoon wordt gesteld. Gal.4:1-7 Zo wordt in het Jodendom een jongen op zijn dertiende een “zoon der wet” (bar mitswa). Hij is niet langer onmondig maar wordt als volwassen gerekend. Een zoon is bovenal een erfgenaam, Gal.4:7 dat wil zeggen: in de positie om de erfenis daadwerkelijk te ontvangen. Nu reeds mogen we wandelen in de “geest van de zoonstelling”. Rom.8:15 vindt plaats bij de verlossing van ons lichaam. Rom.8:23 Maar onze daadwerkelijke zoonstelling Vanaf dan zijn we in de positie om ons lotsdeel (of erfenis) te ontvangen. Vergis u niet: die erfenis is niet minder dan alles in hemel en op aarde. Ef.1:10-11 Die erfenis is toegekend aan “de Zoon” maar daarmee ook aan allen die in zijn positie delen. De zoonstelling bepaalt ons bij de onvoorstelbare taak die ons wacht … 26

25 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication