12

TOELICHTING BIJ DE VERZEN God kent mijn pad1-6 1 Jahweh, U hebt mij onderzocht en U kent mij; In de grondtekst staat: “U kent” zonder “mij” (vandaar dat “mij” hier cursief afgedrukt staat). Dit onderstreept juist hoe grondig God ieder mens kent. Hij bezit deze kennis doordat Hij bij ieder mens voortdurend nagaat hoe deze zich in zijn doen en laten uit en welke innerlijke overleggingen daarbij meespelen. De Schrift getuigt ook hier van het feit dat Gods interesse voor de mens onbegrijpelijk diep gaat - in schrille tegenstelling tot de koude, hautaine en vaak zelfs vijandige attitude van de afgoden, de “nietsen”, een welhaast onafzienbare reeks die door de mens zelf tot voorwerp van aanbidding gemaakt zijn (zoals afgod Auto, afgod Inkomen, afgod Economie, afgod Huis, afgod ICT, afgod Sex enzovoort). 2 U, U kent mijn zitten en mijn opstaan; U onderscheidt mijn gedachte van ver. De zinsnede “mijn zitten en mijn opstaan” slaat op alle activiteiten die het leven voor de mens met zich brengt. In het eerste gedeelte van dit vers gaat het om de kennis die God heeft door de dagelijkse wandel van de mens gade te slaan, in het tweede gedeelte om de kennis als uitvloeisel van het menselijk denkvermogen. Het woordje “gedachte” (ook in vers 17) duidt op een basaal kennen en weten, om een gedachte als de vrucht van wat een mens van mening of van plan is, van wat hij meent te weten. Al die gedachten hebben voor God geen 13

13 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication