15

Wij mogen dat nu al weten, maar straks zullen allen het weten en voor Hem in (h)erkenning hun knie buigen (Jesaja 45, Romeinen 14:11 en Filippenzen 2:10). De oude theologische discussie over een vrije of geknechte wil is derhalve vruchteloos en maakt in de kern van de zaak Gods alvermogen alleen maar kleiner! 4 want geen uiting ligt op mijn tong - zie, Jahweh, U kent ze geheel. Hier raakt David een tere snaar: zowel de harmonie als de discrepantie die kan bestaan tussen de woorden die wij overwegen - nog op onze tong liggen - en de woorden die uiteindelijk onze mond verlaten. God weet de ware bedoeling van wat wij zeggen, ook al zouden wij onze gedachten daarin nog zo goed gemaskeerd hebben, juist omdat Hij onze diepste gedachten al kent. In dit verband zegt Hij door de mond van de profeet: “Ik, Jahweh, onderzoek het hart” (Jeremia 17:10). God heeft daardoor ook andere gedachten over degenen die in de ogen van mensen vaak voor wijs en bekwaam doorgaan: “de Heer kent de doorredeneringen van de wijzen, dat zij ijdel zijn” (1 Corinthiërs 3:20). Er ligt slechts één weg open als ons iets beroert: de weg van het gebed naar God, onze Vader, Hem in alles dankende dat niets voor Hem verborgen is! 5 Van achter en van voren hebt U mij stevig omvat en U legt Uw handpalm op mij. Het Hebreeuwse woord dat hier met “hebt U mij stevig omvat” is vertaald, betekent letterlijk “(plat)drukken”. In verder van de grondbetekenis afstaande vertalingen staat daarvoor onder meer “belegeren” en “omsluiten”. 16

16 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication