27

volgt de driften van zijn ziel, bedenkt plannen om de rechtvaardige onderuit te halen en te doden, leent wel maar betaalt niet terug, lastert God en hanteert in alles het uitgangspunt “geen Elohim”, geen God Die alles op z’n plaats zet (Psalm 10:2-4 en 13; 11:5; 37:12, 21 en 32). Over de “mannen van bloed” is David in zijn psalmen even duidelijk: zij complotteren en frauderen en zijn op het leven van de rechtvaardige uit (Psalm 26:9; 55:24; 59:3). In beide gevallen gaat het om vogels van dezelfde pluimage: de goddeloze, de wetteloze, de notoire zondaar. David vraagt Eloah, de Plaatsende, hen aan één maatregel te onderwerpen: opsluiting in de dood. 20 Zij, die Uw Naam zeggen met een boos plan, zij gebruiken loze woorden tegen U. Hier breidt David het signalement van de slechte mens uit: zij gebruiken wel Gods Naam - er staat letterlijk: “zij zeggen U” - maar alleen “met een boos plan”, met de bedoeling anderen voor hun karretje te spannen en van God weg te voeren. Zij verheerlijken niet maar verwereldlijken Gods Naam. Wie Gods Woord niet kent, trapt er met open ogen in. Wat zij zeggen, wordt door vele onnozele halzen als plausibel en aangenaam geslikt. Maar David waarschuwt: “zij gebruiken loze woorden tegen U” – woorden die niet door God geademd zijn. Het zijn juist die “loze” dingen waarmee zij Gods Naam misbruiken en door het slijk halen, daarmee hun wetteloosheid onderstrepend. 28

28 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication