6

13 Want U, U verschafte mij mijn nieren, U beschutte mij in de buik van mijn moeder. 14 Ik zal U prijzen, omdat U ontzagwekkend uitzonderlijk bent; wonderbaarlijk zijn Uw daden en mijn ziel hebt U grondig gekend. 15 Mijn gebeente was voor U niet verholen; toen ik in het verborgene gemaakt werd, werd ik kleurig geweven als in het onderste van de aarde. 16 Uw ogen zagen mijn embryo; en op Uw boekrol waren zij alle geschreven: al die dagen waren gevormd, toen nog niet één daarvan er was. 17 Hoe kostbaar zijn Uw gedachten voor mij, El, hoe geweldig is hun som: 18 zou ik ze tellen, zijn zij talrijker dan zandkorrels. Ik ontwaak en nog ben ik samen met U. 19 Dat U toch de slechte doodt, Eloah, en mannen van bloed zouden zich van mij afwenden. 20 Zij, die Uw Naam zeggen met een boos plan, zij gebruiken loze woorden tegen U. 21 Die U haten, haat ik die niet, Jahweh, en die tegen U opstaan, heb ik geen afkeer van hen? 22 Met volkomen haat haat ik hen, tot vijanden zijn zij voor mij geworden. 23 Onderzoek mij, El, en ken mijn hart; test mij en ken mijn zorgelijke gedachten! 24 En zie of er een weg van droefheid is in mij en voer mij op de weg van de eon. Tot het einde. 7

7 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication