14

God heeft dit verzoek ingewilligd. Dit zien wij, omdat de apostelen en discipelen ná Zijn hemelvaart aan het Joodse volk getuigenis mochten afleggen. En dat over Zijn opstanding uit de doden en verhoging aan de rechterhand van God. Petrus zegt in zijn toespraak op de pinksterdag, dat God Hem, de opgestane Heer, op de troon van David zal zetten Hand.2:29-32. Hij besluit zijn rede met de woorden: Laat dan heel het huis van Israël zeker weten, dat God Hem én tot Heer én tot Christus gemaakt heeft, deze Jezus, die jullie gekruisigd hebben Han.2:36 Toen de toehoorders daarop diep in het hart geraakt werden en zij vroegen wat zij moesten doen, zei Petrus: Bekeer je en laat ieder van jullie gedoopt worden in de naam van Jezus Christus, tot vergeving van de zonden en je zult de gave van de heilige geest ontvangen Hand.2:36-38 Petrus verkondigde toen, dat met de vergeving van de zonden bovendien de bereidwilligheid van de Heer verbonden is om aan het volk alle beloften van de profeten te vervullen Hand.3:17-21. Ondanks dat zij toch door Zijn kruisiging elk recht daarop hadden verspeeld. Als de apostelen de wederkomst van de Heer als Rechter van het volk hadden moeten verkondigen, dan zou veroordeling het enige geweest zijn, wat zij konden verwachten. Hier zitten wij echter niet als het ware in een rechtszaal. Maar de Koning kondigt in Zijn grootmoedigheid aan Zijn afvallige volk een algemene amnestie af voor alles wat het 15

15 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication