34

Liefde is namelijk niet alleen een attribuut, dat men toevoegt aan de heerlijkheid van God. Ze is ook niet slechts een van Zijn wonderbaarlijke eigenschappen; het is Zijn eigen wezen zelf. Nooit stapt God uit Zijn eigen liefde, nooit verlaat Hij haar, want Hij kan Zichzelf niet loochenen 2Tim.2:13. God is geen mens. Net zoals Zijn liefde heel anders is dan die van de mens, zo verschilt ook Zijn goddelijke haat zeer van menselijke haat. Zijn haat is vrij van boosheid en neigt niet tot zonde, is niet misplaatst of ongerechtvaardigd en is bovenal niet eindeloos, maar altijd tijdelijk. Toen de profeet Maleachi over de goddelijke haat tegen Esau schreef en deze stelde tegenover de liefde, die Jahweh aan Jakob bewezen had, waren deze woorden: en Esau haat Ik al vervuld, want wij lezen bij de profeet: Ik heb zijn bergen gemaakt tot een woestenij, en zijn erfelijk bezit prijsgegeven aan de jakhalzen van de woestijn Mal.1:3 In dit verband is het zeker ook erg leerzaam om in overweging te nemen, waar over Israël, respectievelijk Efraïm, staat: Al hun kwaad bleek in Gilgal, ja daar haatte Ik hen om de boosheid van hun daden Hos.9:15 De haat van God De goddelijke haat speelt in de heilige Schrift slechts een zeer bescheiden rol. Dat wil zeggen: in de onthulling 35

35 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication