17

en Nieuwe Testament’), pareren dit idee met de vraag: zou voor Mij iets te wonderlijk zijn? vgl.Jer.32:17 Paulus was geen dualist, maar iemand, die ervan overtuigd was, dat God slechts de enige absolute werkelijkheid is, in Wie en door Wie en tot Wie alles is. Hij zei: want uit Hem en door Hem en tot Hem is het al Rom.11:36 want in Hem leven wij en bewegen wij ons, en zijn wij Han.17:28. Alles tezamen, daartoe behoren óók de twee tegengesteld werkende krachten, vormen het al15. Wij zeiden al, dat het calvinisme zich vergist. Het ergst vergist het zich, wanneer het van een ‘dubbele’ eeuwige voorbestemming (predestinatie) spreekt. En, veruit het gruwelijkst, als het ijskoud over ‘eeuwige pijn’ in de hel spreekt. Alleen een wereld, die in tweeën verdeeld blijft, zou passen bij een dualistische God. Deze (on-)menselijke voorstelling over God is onhoudbaar. De Bijbel kent onze God zo niet. En de tegenstander van God wordt evenmin daarin als onafhankelijke god of als ‘eeuwige’ soeverein erkend. Voor de Bijbelgelovige is een onafhankelijk en ‘eeuwig’ feitelijk wezen (naast God) een achterhaalde filosofie. Romeinen 11:36 ruimt deze gedachte op. 15 Grieks: ta panta = absoluut alomvattend, al wat bestaat en gebeurt. 18

18 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication