0

Schepping van de mens: Gods waagstuk? Ludwig Wolf Stichting Da-ath

Colofon Oorspronkelijke titel: War die Erschaffung des Menschen für Gott ein Wagnis? Ludwig Wolf Konkordante Schriftenreihe nr.221 © Konkordanter Verlag, Birkenfeld, konkordanterverlag.de Vertaling: Rita Buurveld-Jansen Redactie: Date Gorter Uitgave: Stichting Da-ath, Capelle aan den IJssel, da-ath.nl Met schriftelijke toestemming Konkordanter Verlag Omslag: Evangelie Om Niet Foto cover © Peshkov via Canva ISSN: 2772-8811 NUR 707

INHOUD Blz. Schepping van de mens: Gods waagstuk? Inleiding ................................................................ 6-8 God, en niemand naast Hem! ................................ 8-12 Het vermeende waagstuk van God ........................ 12-18 Het fiasco van de mens .......................................... 19-23 God en fiasco? ....................................................... 23-28 Brochures allerlei onderwerpen, te bestellen ......... 30-35 Bijbelteksten: concordante weergave 5

Schepping van de mens: Gods waagstuk? Inleiding Christenen erkennen meestal openlijk en vrijuit, dat God is en dat Hij boven het wereldgebeuren staat. Maar slechts weinig zijn er, zelfs onder ware gelovigen, die de Godheid van God, Die hemel en de aarde bezit Gen.14:19, helder begrijpen én belijden. En dankbaar aan de Allerhoogste het absolute oppergezag toekennen. De ervaring laat steeds zien, dat juist degenen die twijfelen aan de soevereiniteit van God, het heerlijke evangelie van God afwijzen. Iets, waarvan de heilige Schrift duidelijk getuigt. Niets minder dan wederzijdse verzoening van het al, in Christus Kol.1:20, dát is Gods goede nieuws. Zij voeren verschillende bezwaren aan. Zoals dit: ‘Als God bij de schepping van de mens een wezen tegenover Zich stelde, dat Hij een ‘vrije wil’ en macht schonk, dan nam Hij een risico. Want uit het kind kon een mededinger, uit het schepsel een aan grootheidswaan lijdende concurrent van de Schepper voortkomen’. (Helmut Thielicke1). Zo moet het voor onze God, van Wie de ‘goddelijkheid’ ter discussie gesteld wordt, volkomen onmogelijk zijn te garanderen, dat Hij Zijn wil verwezenlijken kan. Zijn wil is in overeenstemming met Zijn vóór de eonen genomen raadsbesluit. Hij zal alles in al Zijn schepselen zijn1Kor.15:28. In het Grieks betekent riskeren (paraboleuomai) Fil.2:30 heel letterlijk ‘langsbij-werpen’. Men gelooft vaak, dat God met de schepping van de mens iets ‘geriskeerd’ (ernaast1 Helmut Thielicke (1908-1977), professor systematische theologie in o.a. Tübingen, Hamburg. Bestreed de ontmythologisering van de bijbel (Bultmann). 6

geworpen) heeft. Hij heeft dan over het hoofd gezien, dat Zijn geschapen mensen het universele plan van redding zouden kunnen doorkruisen en verijdelen. Dan wordt God echter van Zijn absolute goddelijkheid beroofd! Een andere tegenwerping: het basisprincipe van de wereld is dualistisch2, tweeledig. In die gedachte is het boze (of: het kwaad) in de wereld niet terug te voeren tot God. Maar men wijst op het zogenaamde niet herleidbare principe van het boze naast God. Het is niet onze opdracht - én wij hebben niet het recht - om te vechten op het gebied van de (ook vaak onderling) tegenstrijdige wereldbeschouwingen. Op dit terrein willen wij geen aanvallers zijn: want het is voor ons geen worsteling met bloed en vlees, maar standhouden tegen de soevereiniteiten, tegen de gevolmachtigden, tegen de wereldmachten van deze duisternis, tegen de geestelijke machten van de boosheid te midden van de ophemelsen Ef.6:12 In de volgende verzen vermaant de apostel Paulus ons heel de wapenrusting van God te gebruiken om de machten, die ons geloof bedreigen, te weerstaan. En staat degene die in Christus geroepen en gerechtvaardigd is, niet nu al in de geest in Christus? De bevestiging van deze positie is ook het doel van ons schrijven. Dit ligt op ons hart. Want het het loochenen van de goddelijkheid van God is ernstig. Wij willen bij mede-gelovigen het geloof omtrent Gods 2 Dualisme: twee-heid. Men denkt dat twee gelijkwaardige machten met elkaar strijden, uitkomst onzeker. 7

soevereiniteit versterken. We willen laten zien hoe Hij is en hoe Hij door Zijn woord Zijn goddelijkheid in genade openbaart. Wij willen graag proberen, consequent, de leer van de onvoorwaardelijke goddelijkheid van God uiteen te zetten. Dit met dankbare aanvaarding van de resultaten van het onderzoek en bestudering van de Schrift. En die komen van de uiterst nauwgezette, exacte, concordante vertaler van de Schrift, A.E. Knoch (1874-1965). Hij mocht deze Schriftuurlijke leer als geen ander op de kandelaar zetten. Paulus bad voor alle heiligen: moge de God van onze Heer Jezus Christus, de Vader van de heerlijkheid, ons een geest van wijsheid en onthulling geven in erkenning van Hem Ef.1:17 Wij hebben dan geen reden om gebrekkige, menselijke verklaringen over God en Zijn vermeende mislukking te moeten zoeken. Wij staan op de vaste rotsbodem van de heilige Schrift. Die confronteert ons met feiten: God, en niemand naast Hem! De Bijbel kent geen dualistische (innerlijk verdeelde) God. Zij zegt ook niets over een “eeuwig” of eonisch dualisme. Dualisme (van het Latijnse duo: twee) is de uit het oude, heidense Perzië overgenomen wereldbeschouwing3 over twee, zogenaamd onafhankelijk van elkaar bestaande, 3 Zoroastrisme, leer van de profeet Zarathustra (of: Zoroaster). Kent 2 kosmische principes: waarheid en leugen, dat zich vertaalt in licht en duisternis, goed en kwaad. De goede schepper (Ahura Mazda) versus de kwade geest Angra Mainyu. Bron: Wikipedia 8

eeuwige wezens of goden. Van hen komt al het goede en kwade in het universum. In christendom de opvatting dat het universum gevormd is door twee tegengestelde wezens (God en satan), die niet tot elkaar kunnen worden herleid. Deze twee domineren ‘voor eeuwig’ de geschiedenis. Wij vertrouwen geen menselijke wijsheid, en nog minder een heidense filosofie. Ook niet, als die in het christelijke gedachtegoed is binnengeslopen. Het zou buiten het kader van ons thema vallen, als wij nader ingaan op het in de grondtekst van de Bijbel onbekende begrip ‘eeuwigheid’. Zie literatuur4 bij Konkordanter Verlag5 verkrijgbaar. Dat al het goede van God komt, daar twijfelt een gelovige nauwelijks aan. Maar hoe zit het met het kwaad Job 2:10? God Zelf komt er openlijk voor uit ook het kwaad in het leven geroepen te hebben. Zijn woord zegt het duidelijk: Ík ben Jahweh 7Elohim0, en niemand anders, Vormer van licht en Schepper van duisternis; Maker van Qgoed1 en Schepper van kwaad. Ík, Jahweh 7Elohim0, doe dit alles 6 Jes.45:7 4 Wie sich die Ewigkeit einschlich, Pfarrer P. Petry, Konkordanter Schriftenreihe, nr.227 © Konkordanter Verlag 5 Konkordanter Verlag, Leipziger Straße 11, 75217 Birkenfeld, Württemberg, BRD, konkordanterverlag.de 6 Tekst concordante weergave. Jahweh = JHWH, Ik ben/zal zijn/was. Elohim = Onderschikkers; de geest van EL én Eloah komt steeds naar voren in deze titel. In bestaande vertalingen worden EL, Eloah en Elohim met ‘God’ vertaald. Invoeging uit de Septuaginta (LXX), met 7 0 aangeduid. Verder is Q 1 aanduiding dat het ontleend is aan de Qumran teksten, de Dode Zee rollen. Lezing is: vrede. 9

Hoe zou God Zijn liefde voor de mensen begrijpelijk moeten maken als het niet door het kruis was, waaraan Hij Zijn Zoon gaf? Hoe zou God Zijn schepselen moeten laten weten, wat leven is, zonder de dood? – Daarom was het noodzakelijk, dat God een tegenspeler op het toneel riep om aan hem Zijn macht en heerlijkheid te tonen. En zo was er niet een satan, die uit zichzelf satan (tegensterker van God) werd, maar zoals geschreven staat: Ik heb de verwoester geschapen om te gronde te richten Jes.54:16 Dat kunnen filosoferende theologen helaas niet erkennen, ook niet, dat goed en kwaad in dienst van God staan. Het oud-Israëlitisch geloof weet niets van dualisme. Het kenmerkt zich -integendeel- door het geloof in de ene God. Maar wie is deze ene God? In woorden van de Heer: Want Ik ben EL7 en geen mens Hos.11:9 Eloah8 is groter dan een sterveling Job33:12 Deze Bijbelse uitspraken en vele andere laten ons niet toe, de godheid in menselijke vorm of met menselijke emoties voor te stellen. Zowel vermenselijking van de godheid als ook de vergoddelijking van een mens zijn beiden de Heer een gruwel Rom.1:23; Hand.12:22; Ezech.28:2. God is geest, voor ons mensen onzichtbaar en onhoorbaar. 7 EL = God, de Vader, de Allerhoogste Godheid, Onderschikker. 8 Eloah = God-waarts, of Onderschikker-waarts; naar-God-toe, wijst op de activiteiten van Christus tijdens Gods plan. 10

God is geest en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en in waarheid Joh.4:24 Zijn Hebreeuwse titel is EL en betekent Onderschikker. Is het niet wonderlijk, dat de titel EL met Gods doel overeenstemt, dat Hij aan het einde van de eonen bereikt, overeenstemt 1Kor.15:28? De Griekse titel is Theos, dat is Plaats-er. Deze God is geen zwakkeling, geen halfgod, zoals bijna alle religies Hem presenteren. De profeet Jeremia zei, overtuigend: Ach Heer Jahweh, zie, U hebt de hemelen en de aarde gemaakt door Uw grote kracht en Uw uitgestrekte arm; niets is voor U te wonderlijk Jer.32:17 Wij hebben niet met een God van doen, Die Zijn beloften niet kan vervullen, die mislukkingen moet laten zien. Niets en niemand kan Hem verhinderen het einddoel van Zijn wegen volgens plan te bereiken. Hij is de God, over Wie Paulus schreef: Want uit Hem en door Hem en tot Hem is het al Rom.11:36 Hij is de God van liefde, Die Zich in Zijn woord, de Bijbel, en door Zijn Zoon Jezus Christus, openbaart. Deze God en geen ander is niet alleen de Schepper en Onderhouder van het universum, maar ook de enige Bewerker van al het wereldgebeuren. Paulus schrijft: want wat van Hem onzichtbaar is, wordt sinds de schepping van de wereld uit zijn werken gekend en 11

doorzien, Zijn eeuwige9 kracht en goddelijkheid, zodat zij niet te verontschuldigen zijn. Want zij hebben, hoewel zij God kennen, Hem niet als God verheerlijkt of gedankt, maar zijn verdwaasd in hun overwegingen en hun onverstandig hart is verduisterd. Zich uitgevend voor wijzen, zijn zij dwaas geworden Rom.1:20-22 Met voldoening vernemen wij uit Zijn woord, dat alleen Hij de suprematie10 heeft. Waar menselijke woorden de sluier durven op te lichten, die Gods hemelse heiligdom voor sterfelijke ogen verbergt, daar spreken zij over een wonderbaarlijke heerlijkheid, die bij Jahweh nergens alleen maar pracht en praal is, maar geheel en al het waardige beeld van Zijn wezenlijke macht en grootheid Ps.93:1;96:3;104:1. Vergelijk ook de beschrijvingen van de visioenen in Jesaja 6, Daniël 7 en Openbaring 4. Daarom komt alleen Hem alle majesteit toe 1Kron.29:11; Judas vs.25. Het vermeende waagstuk van God Zoals al aan het begin benadrukt, moet, naar de opvatting van bijna alle gelovigen de schepping van de mens – vooral als deze een ‘vrije wil’ heeft – voor onze grote God een zeer groot risico zijn geweest. De absurde bewering, dat mensen Gods plan en Zijn heilswegen, namelijk om het door Hem geschapen heelal tot volmaaktheid te brengen, zouden kunnen doorkruisen en verijdelen, wordt door vele kinderen van God maar zelden als dwaling gezien. Dat goddelozen van zulk ongeloof getuigen, verwondert ons 9 Grieks: aidios = onwaarneembaar 10 Suprematie: opperheerschappij 12

niet; maar dat christenen dat verkondigen, is meer dan bedenkelijk. Als zij zich niet voor de Schepper buigen en toegeven, dat zij niets dan maaksel van Zijn hand zijn Rom.9:20, zal de grootheid van God en Zijn wijsheid voor hen verborgen blijven. Geschokt staan christenen voor het probleem: God en mislukking? Weliswaar ‘wenst’ God, zo denken bijna alle evangelisten, dat niemand van de schepselen, die naar (lett.: in) Gods beeld geschapen zijn, voor eeuwig verloren gaat. Maar, als de mens – misleid door de tegenstander – zich niet bekeert en niet gered wil worden, dan moet hij nu eenmaal een prooi van satan blijven. En dus moet hij voor eeuwig naar de hel gaan. ‘Een dier’, zo zegt een professor in systematische theologie, ‘kan zijn bestemming niet ontlopen; maar de mens, jij en ik, kunnen dat wel. Wij kunnen een verkeerde rol spelen. Dan kan in de kantlijn van ons leven in het jongste gericht met rode inkt geschreven worden: onderwerp fout afgelopen!’ (Thielicke11). Men meent dus, dat God geheel machteloos is als de mens iets anders wil, een wil die Hij dus moet respecteren. Gods handelwijze wordt vergeleken met hoe een mens zich gedraagt, die zich slechts in de nauwe cirkel van omstandigheden beweegt, zoals die nu eenmaal gegeven zijn. Gods werk moet dus beperkt zijn, omdat aan Hem geen absoluutheid toegeschreven wordt. Ook een geniale staatsman kan geen wereld op de been brengen en maken, zoals die in zijn dromen leeft, maar hij moet de kunst van ‘wat mogelijk is’ bedrijven (Thielicke). 11 Zie voetnoot 1 13

Is deze voorstelling, op God toegepast, niet al te menselijk gevormd? Ook de theologie van de belangrijkste kerkhervormer na Luther, Johannes Calvijn (1509-1564), door wie de leer van de majesteit en soevereiniteit van God bevestigd werd, is zeer inconsequent. Ondanks de stellingen van Calvijn ontkennen moderne geleerden, dat God als Enige alles bewerkt, en de causale12 gebondenheid van alle processen in Zijn universum. Calvijn leerde, zeer inconsequent, de menselijke medewerking als een onmisbaarheid. Maar de Geneefse reformator was juist iemand, die geloofde, dat behalve het werken van God ook het meewerken van de mens (bijvoorbeeld bij het zogeheten ‘bekeringsproces’) absoluut vereist wordt. Dat God Zelf het gelovig werken van de mensen aanstuurt, schijnt niemand te willen inzien. De apostel Paulus zegt echter: want God is het, Die in jullie zowel het willen als het werken voor Zijn welbehagen bewerkt Fil.2:13 Voorts zegt men, dat de christen zich door godsdienstige prestaties van de verlossing moet verzekeren. Wij moeten niet alleen koralen zingen, zei een vermaarde geestelijke, maar ook op de cultuur passen … wij kunnen daar niet over waken wanneer wij christelijke ‘cultuurbarbaren en stupide, kortzichtige burgermannetjes’ zijn. Calvijn eiste verder van de mens de omvorming van de wereld tot eer van God. Paulus schrijft echter: 12 Causaal = oorzakelijk 14

weest bedacht op wat boven is, niet op wat op de aarde is! Want jullie stierven, en jullie leven is verborgen met de Christus in God Kol.3:2,3 Satan heeft zijn burgerrechten in het rijk van de cultuur allang verkregen, maar: ons domein behoort aan de hemelen toe Fil.3:20 Hoe zouden zij, die met Christus gestorven zijn, de ondergang van de hele cultuur willen tegenhouden? Kijk maar eens naar de resultaten van de christelijke cultuurpredikers! Er is niets christelijks aan het koninkrijk van de wereld als zodanig, dat kan worden opgelapt of verfraaid. Dit koninkrijk heeft geen geestelijke belangen of algemene priesterlijke zorg nodig. Het is allang rijp voor het gericht. – Maar dat terzijde. Wij komen nog een keer kort op Calvijn terug. Hij was geen universalist, zoals bijvoorbeeld de apostel Paulus, die het alomvattende van de goddelijke wil tot redding verkondigde. Daarom kon de Geneefse reformator aan onze God, de Allerhoogste, niet als enige Oorzaak van alle gebeurtenissen toeschrijven, ook al leert de Bijbel dit wel. Wel stond voor hem vast, dat in het hele universum een voorbestemming heerst, het raadsbesluit van God, waardoor Hij bij Zichzelf heeft bepaald, wat er van ieder mens worden zal. Voor hem is God echter niet de Redder van alle mensen 1Tim.4:10. Hij verkondigde als dualist de leer van het tweevoudige einde van de mensheid in het heilsplan van God. Dat is de voorbestemming tot eindeloze zaligheid en tot eindeloze verdoeming. Hiertoe werd hij, door overname van het heidense onsterfelijkheidsgeloof 15

gedrongen, in zijn religieuze, dualistische wereldbeeld. Ach, hoeveel valse leer is er toch onder de christenen! Wat zijn zij toch aan de stelselmatigheid van de dwaling vervallen Ef.4:14, toen zij de filosofie van Plato van de onsterfelijkheid van de menselijke ziel hebben verheven tot dogma. Hoewel de heilige Schrift op veel plaatsen onomwonden zegt, dat de ziel sterft en de mens dan dood is tot aan de opstanding. Een onderscheidend kenmerk van de twee voornaamste christelijke stromingen is waar te nemen. Waarin? In het feit, dat het katholicisme dualistisch naar de wereld kijkt: een rijk van God, dat nu al aanwezig is (het Messiaanse millennium13 wordt domweg genegeerd), en een rijk van deze wereld. Het protestantisme echter, heeft (ondanks het ‘duivelsgeloof’ van Luther) de antichrist al onttroond en vindt in alles de sporen van God. Toch wordt ook hier aan een eeuwige verdeeldheid (dualisme) tussen God en satan gedacht, dit is praktisch hetzelfde als geloof in twee goden. Welk standpunt nemen wij in? Wij willen allereerst niet over het hoofd zien, dat de leer van tweeheid tegenover de leer van eenheid staat. Eenheid is het wereldbeeld, dat de totaliteit van de wereld wil terugvoeren op één enkel principe. Wij bevelen deze visie net zo min aan als de dualistische. Maar wij worden verkwikt door wat de Bijbel over de totale werkzaamheid van God zegt. Wij weten, dat alleen God Zelf de duisternis schept door het terugtrekken van licht. In Jesaja 45:7 lezen wij: 13 Millennium = de nog toekomstige, letterlijke 1000 jaren uit Openbaring 20:4-7 16

Ík ben Jahweh 7Elohim0, en niemand anders, Vormer van licht en Schepper van duisternis; Maker van Qgoed1 en Schepper van kwaad. Ík, Jahweh 7Elohim0, doe dit alles 14 Hier wordt de enige oorzaak van goede en kwade krachten teruggevoerd op één Grondvester, alleen op God, de Pantokrator (Almachtige), en uitgelegd als ontplooiing van Hem. Dit is in tegenstelling tot de filosofische, meestal God loochenende, leer van eenheid. Wij loochenen niet, dat twee krachten het al in stand houden. Het is Gods eigen kracht, die deze (door Hem geschapen) twee krachten in beweging zet en hen door conflict in het spoor houdt, dat tot volmaaktheid leidt. Het is niet onze bedoeling de wijsheid en gerechtigheid van God vanwege het in de wereld aanwezige kwaad te rechtvaardigen. Wij willen slechts proberen te laten zien, dat het voor onze almachtige en wijze God geen risico was geweest, ook niet als Hij Zijn schepselen zelfstandige keuzemogelijkheden had gegeven. Zodat de opvatting over Gods onvermogen om alles wat Hij geschapen heeft tot volmaaktheid te brengen, hoe dan ook onzinnig is. Want een zogenaamd onafhankelijke wil is uiteindelijk toch een aan God gebonden wil. Zou Zijn liefdeswil om eenmaal alles in allen te worden anders niet alleen maar een liefdeswens blijven? Zou die Almachtige dan een zwakkeling zijn, en machteloos moeten capituleren en de definitieve overwinning aan Zijn aartsvijand overlaten? Maar Zijn woorden, Tenach en de Griekse Schrift (‘Oude 14 Voor toelichting zie voetnoot 6. 17

en Nieuwe Testament’), pareren dit idee met de vraag: zou voor Mij iets te wonderlijk zijn? vgl.Jer.32:17 Paulus was geen dualist, maar iemand, die ervan overtuigd was, dat God slechts de enige absolute werkelijkheid is, in Wie en door Wie en tot Wie alles is. Hij zei: want uit Hem en door Hem en tot Hem is het al Rom.11:36 want in Hem leven wij en bewegen wij ons, en zijn wij Han.17:28. Alles tezamen, daartoe behoren óók de twee tegengesteld werkende krachten, vormen het al15. Wij zeiden al, dat het calvinisme zich vergist. Het ergst vergist het zich, wanneer het van een ‘dubbele’ eeuwige voorbestemming (predestinatie) spreekt. En, veruit het gruwelijkst, als het ijskoud over ‘eeuwige pijn’ in de hel spreekt. Alleen een wereld, die in tweeën verdeeld blijft, zou passen bij een dualistische God. Deze (on-)menselijke voorstelling over God is onhoudbaar. De Bijbel kent onze God zo niet. En de tegenstander van God wordt evenmin daarin als onafhankelijke god of als ‘eeuwige’ soeverein erkend. Voor de Bijbelgelovige is een onafhankelijk en ‘eeuwig’ feitelijk wezen (naast God) een achterhaalde filosofie. Romeinen 11:36 ruimt deze gedachte op. 15 Grieks: ta panta = absoluut alomvattend, al wat bestaat en gebeurt. 18

Het fiasco van de mens Ons bestaan hebben wij aan God te danken. Voor Hem werden wij geschapen. Ons leven is naar Zijn voornemen tevoren bepaald. Want God is de enige Veroorzaker van alle processen in Zijn hele schepping. Alles verloopt vol wijsheid volgens Zijn vóór-eonisch raadsbesluit Ef.1:11b. Dat is het Bijbelse onderwijs. Het onzalige huwelijk van onze theologie met de filosofie heeft merkwaardige kinderen van wijsheid voortgebracht. Dat zijn mensen, die zich bijna nooit verwaardigen satan te noemen. En zij achten zich zelfs bevoegd God en Zijn Woord te corrigeren! Naar hun mening moeten de mensen een vrije wil hebben en zélf schuld en verantwoording dragen. En kunnen dan, wanneer zij niet gered konden worden, vervallen aan de eindeloze verdoemenis met nooit eindigende pijn. Gods woord laat ons echter niet in het onzekere. Het schepsel heeft wel een eigen, maar geen volledig vrije wil. De leer van de vrije wil is een dwaling. Wij verwijzen naar de uitstekende brochure van W. Schaffhauser, Kann der Wille Gottes von Seinen Geschöpfen met Erfolg behindert werden? (Konkordanter Verlag).16 In wezen bestaat de vermeende vrije wil slechts daarin, dat de mens denkt naar eigen goeddunken te handelen; die wordt zich niet bewust van een of andere wil boven zichzelf. Maar onze wil is niet de onafhankelijke godheid waarvoor wij die houden. Zij is het resultaat van allerlei belangrijke voorwaarden en invloeden, zoals bij al het andere dat in de natuur gebeurt. 16 Vertaald door Hans van der Kleij, zie www.biblischelehre.de 19

Zij wordt door in- en uitwendige krachten gevormd, en niets van wat geschapen is zich kan daaraan onttrekken. ‘Vrije wil is een fantasieproduct van onze onwetendheid en kortzichtigheid’, zegt A.E. Knoch. Ja, ook Luther was overtuigd van de onvrijheid van de menselijke wil, zodat hij kon zeggen: ‘de mens is niet alleen een zondaar, … hij is onvrij, als een blok, een steen, een klomp leem of een zoutpilaar…zodat volgens het getuigenis van ons verstand in een mens noch in een engel of een ander geschapen wezen een vrije wil kan zijn’. Ook Jeremia beleed de onvrijheid van de wil. Wij lezen: Ik weet, Jahweh, dat het niet aan de mens is zijn weg, dat het niet aan een man is zijn gang te bepalen en zijn voetstappen te richten Jer.10:23 Salomo zei: Het hart van een mens overdenkt zijn weg, maar Jahweh bestuurt zijn voetstappen Spr.16:9 Het hart van een koning is in de hand van Jahweh als waterbeken, Hij neigt het tot alles wat Hem behaagt Spr.21:1 In het hart van de mens zijn veel plannen, maar de raad van Jahweh, die houdt stand Spr.19:21 Als wij afzien van alles, wat wij door Gods onverdiende genade ontvangen hebben, dan moeten wij bekennen, dat wij arme, zwakke en vergankelijke schepselen zijn, die bovendien alle heerlijkheid van God missen Rom.3:23 20

En zulke nietsnutten stellen in hoge mate de goddelijkheid van God ter discussie? Intussen blijft de absoluutheid van God onbeperkt en zonder compromis. Er is in het hele universum toch maar één wil, waar iedere andere wil aan moet onderschikken: de wil van die Ene Allerhoogste, van de Pantokrator17 en enige Soeverein18. Hij heeft het morele recht om te doen wat Hem behaagt. Alles hangt van Hem af: vergeving en verwerping, genade en uitkiezing. Over Zijn handelen is Hij bovendien aan niemand rekenschap verschuldigd. Hij is de koninklijke Wil, waarvan we de enige beslissende geldigheid altijd moeten erkennen. Ja, hoog boven al het menselijk willen staat Zijn absolute, onfeilbare wil. Omdat in God absoluut geen duisternis is, niets dat onbewust of afhankelijk is, gaat alle werking uit van Zijn wil. Toch is al wat gebeurt (altijd en overal) door toereikende oorzaken nauwkeurig bepaald. Vooral van de van de mens is het vormen van de wil nooit volkomen vrij, maar afhankelijk van door God bewerkte oorzaken. Ons bestaan danken wij aan Hem. Door Hem zijn wij geschapen Op.4:11. Wij zijn nauw met Hem verbonden en zouden ervaren, hoe Hij is. En wij zullen het ook ervaren! Ons leven is overeenkomstig Zijn voornemen tevoren vastgelegd, dat Hij zowel alleen- als gezamenlijk werkend, tot zijn doel brengt, zoals al Zijn werken. Alles verloopt volgens Zijn raad Ef.1:11. De mens staat niet vrijwillig in positie van zondaar, zoals ook de schepping niet vrijwillig aan de ijdelheid van de 17 Pantokrator, Grieks voor Almachtige; komt voor in 2Kor.8:18; Openb.1:8, 4:8, 11:17, 15:3, 16:7,14; 19:9,15; 21:22. 18 De hoogste in rang, krijgt geen instructies van ‘een hogere’. 21

wereld en aan de slavernij van het verderf onderworpen werd Rom.8:20-22. Hij staat daarnaast ook onder invloed van de tegenstander van God. Weerspannig tegen God is hij toch al. want God sluit allen tezamen in weerspannigheid in, opdat Hij allen barmhartig zou zijn Rom.11:32 Men kan geneigd zijn te vragen: Was de schepping van satan dan toch niet een te groot waagstuk, en die van de mens een mislukking? Maar God, Die Zijn tegenstander Zelf op het toneel riep, riskeert niets, hoewel Hij ook de mensheid vergaand toestaat tijdelijk haar eigen wil uit te oefenen. Ja, het is zelfs Zijn bedoeling dat zij dit doet, opdat zij haar nederlaag lijdt en haar onmacht zonder God erkent. God en fiasco? Wij delen niet de opvatting, zoals bijvoorbeeld het Calwer Bijbellexicon van 1924, blz. 309, die bij gebrek aan een concordante definiëring te kennen geeft: ‘Voor de hoop, dat de almacht van de liefde van God toch nog middelen zal vinden om de verdoemden op de weg tot het leven te leiden, zijn geen ondubbelzinnig heldere Schriftwoorden te vinden’. Wij betreuren een dergelijke foutieve lexicon-informatie zeer; dat lijkt ons eerder: ongeloof. Veel mensen die de waarheid zoeken, zijn bij zo’n onderricht geheel onbevredigd en verliezen misschien zelfs het geloof, dat God liefde is en soeverein handelt. Dat er nog zo veel gelovige gemeenschappen bestaan, komt beslist doordat 22

de liefde van God en Zijn barmhartigheid hen ondanks alle dwalingen draagt. Met recht veroordeelt Professor E.F. Ströter (1846-1922)19 de theologisch beweerde, eeuwige verdoemenis met de woorden: ‘Want Christus heeft òf door Zijn dood aan het kruis alles volbracht wat tot redding dient, òf Zijn werk behoeft aanvulling door werken, die wij zouden moeten doen. In dat geval zou Zijn werk onvoldoende zijn. Dus eenieder, die met werken bezig is, veroordeelt daarmee Christus’ werk als onvoldoende voor een volledige verlossing’. De apostel Paulus leert: God wil [niet: wenst], dat alle mensen gered worden worden en tot erkenning van de waarheid komen 1Tim2:4 Door de profeet Jesaja laat God zeggen: want Ik heb, bij Mijzelf zweer Ik, uit Mijn mond in gerechtigheid een woord uit laten gaan en het zal niet terugkeren, dat voor Mij elke knie zich zal buigen, elke tong bij Mij zal zweren Jes.45:23 Vergelijk ook Romeinen 14:11; Filippenzen 2:10-11. Let ook op Lucas 1:37: … want geen ding zal bij God onmogelijk zijn Zijn dat geen duidelijke, Schriftuurlijke woorden voor de wederzijdse verzoening van het al? Wij hebben heldere 19 Boeken van professor Ströter in het Nederlands vertaald: Israëls toekomst (over Romeinen 11), Het Evangelie Gods. In het Duits: Frei vom Gesetz, commentaar op Galaten. 23

Schriftwoorden aangehaald. En wij hopen wij iets oprecht. Er zijn er, die weigeren Gods duidelijke uitspraken over de zegeningen voor al Zijn vijanden te geloven. Wij hopen dat zij niet zullen loochenen, dat Hij het buigen van iedere knie en de aanbidding van elke tong zal ontvangen, omdat Zijn eed er achter staat. De toekomst bestaat niet uit de zelfhandhaving en onafhankelijkheid van de schepselen van God, maar uit hun onderschikking onder God 1Kor.15:28. Vanuit deze bestemming en het einddoel van God gezien, was het voor Hem nooit een probleem of waagstuk om mensen in het leven te roepen, aan wie Hij eens Zijn welgevallen zal hebben. Wij kunnen weigeren te geloven, dat satan zonder eigen keuze als zondaar geschapen werd. Maar wij kunnen onszelf niet wijsmaken, dat wij zelf ervoor gekozen hebben, als zondaar op de wereld te komen. Dan wordt gevraagd: Aangezien de mens, zonder het te willen, als zondaar geboren wordt, hoe kan God hem dan ervoor veroordelen, dat hij zondaar is? En verder, het vermogen en de mogelijkheid om te zondigen, aan wie heeft hij dat eigenlijk te danken? God is God, en wij zijn het werk van Zijn handen Ef.2:10. Serieuze christenen zijn bang voor de opvatting, dat het vermogen, de mogelijkheid om weerspannig te zijn, uiteindelijk ook uit God is Rom.11:32. En dat moet wel voor gelovigen in traagheid, achteloosheid en zonden eindigen. Zulke tegenwerpingen komen meestal van vrome mensen, die niet de absolute goddelijkheid van God erkennen. Net zoals al vaak beweerd werd, dat de leer van de genade de mensen wel in de zonde moet sterken Rom.6:1. Of, zoals gelasterd werd: 24

laten wij het kwade doen, opdat het goede daaruit voortkomt Rom.3:8 Zo wordt er ook aan verbonden, dat men dan vrij van morele verantwoordelijkheid is, wat tot goddeloos leven kan leiden. Maar wij verwerpen de genade niet, omdat sommigen haar misbruiken. Net zomin zouden wij deze leer moeten beoordelen naar de uitwerking, die ze heeft op diegenen, die alleen de vorm, maar niet de kracht ervan kennen. Genade verleidt niet tot zonde, en net zomin bevordert de erkenning van de onbeperkte goddelijkheid van God de wetteloosheid. Gelovigen, die proberen hun zonde als een blind noodlot te verontschuldigen, zouden moeten bedenken, wat de apostel Paulus zei: want wij moeten allen voor het erepodium20 van Christus openbaar worden, opdat ieder vergelding ontvangt voor wat hij door het lichaam gedaan heeft, hetzij goed, hetzij slecht 2Kor.5:10 Hij zegt weliswaar niet, dat de heiligen misschien wel een groot verlies kunnen lijden, omdat zij bijvoorbeeld medemensen pijn gedaan hebben. Maar het zou voor allen duidelijk moeten zijn, dat wij mogelijk een mate van beloning te verliezen hebben. Waarom? Omdat wij hier achteloos waren in onze wandel, God niet verheerlijkten. 20 Grieks: bèma, podium, plek in Paulus’ dagen voor rechtspraak en officiële toespraken. Vaak als ‘rechterstoel’ vertaald. De gelovige kan bij de bèma van Christus niet veroordeeld worden. 25

Paulus spreekt ons daarom steeds aan de Heer welgevallig te wandelen. Er bestaat niet de minste reden voor nalatige wandel. Ons verlangen om God vreugde te geven, wordt juist versterkt in plaats van verzwakt. Want wij beseffen, dat Hij niets aan toeval overliet. Zodat zelfs onze misstappen, hoezeer wij daar persoonlijk ook berouw over hebben, in Zijn grote liefdesplan mee besloten waren. Niet de mens zoekt God – God zoekt, ja ieder! Niet de mens, maar God beslist. En omdat wij onszelf niet kunnen verlossen uit ons zondaar-zijn, heeft God in Zijn grote, vaderlijke barmhartigheid voorzien in ingrijpen. En Hij greep in, Hij heeft ons lief. Zijn Zoon, in overeenstemming met de Vader, is gekomen en werd de Middelaar. Hij bewerkte verzoening voor ons. De hele schepping wacht op de vrijkoping uit de slavernij van het verderf Rom.8:20,21. Want God heeft definitief de wereld – alle mensen – met Zich verzoend 2Kor.5:19. Geloof dat en dank Hem daarvoor! De huiveringwekkende leer van Calvijn van de eeuwige pijn in ‘de hel’ van onboetvaardige zondaren vergoddelijkt satan en maakt van God Zelf een onbegrijpelijk monster. Wij zouden inzien, dat zonde en dood deel van de goddelijke wegen zijn. En dus niet het einddoel. En dat alles nodig is voor de volledige openbaring van Zijn hart. En om die reden noodzakelijk voor de grootste zegen voor de schepping. Als wij dat inzien, hebben wij een einde voor ogen, dat niet direct aan het begin de onttroning van God eist. Wij hoeven niet een tweede God te fabriceren op wie we de schuld kunnen afwentelen. Kort gezegd: wij hebben een werkelijk waarachtige God! 26

‘De enige logische consequentie van het geloof aan satans overwinning aan het einde is zijn vergoddelijking aan het begin. Want het verstand vereist, dat iemand, die Gods plan kan doorkruisen en verijdelen, en de grote massa van Zijn schepselen uit Zijn hand kan trekken, op zijn minst aan Hem gelijk, zo niet sterker dan Hij moet zijn’ (A.E. Knoch). Zo komen wij tot het schokkende resultaat, dat slechts weinigen, zelfs onder de Zijnen, geloven aan de daadwerkelijke goddelijkheid van God. De onder hen meest welwillenden zien Gods voornemen als waagstuk. Waarom? Omdat zij er niet van overtuigd zijn, dat Hij de vermeende vrije wil van de mens in harmonie met Zichzelf kan brengen. De aanname dat de mens Gods voornemen teniet kan doen, ontspringt aan menselijke, bedrieglijke overleggingen. Al dat ‘indien en maar’ is nu eenmaal geen geloof! Niemand kan echter in de ketens van een tweevoudige mensleer zitten en daarbij de absolute goddelijkheid aanvaarden van God, Die het al draagt (het al in stand houdt) Hebr.1:3 in overeenstemming met de raad van Zijn eigen, liefdevolle en onbuigzame wil. Het geloof van Christus echter, erkent de absoluutheid van de goddelijkheid van God. Laten wij dit geloof, dat in genade wordt aangeboden, aannemen! Denk na en houd het geloof hoog, dat de omvang van Zijn verzoening óók het ‘naar-het-einddoel-leiden’ bewerkt. Door Zijn geliefde Zoon zal de mensheid, vrijgekocht, tot volmaaktheid komen. Zo’n Redder-God hebben wij! Ludwig Wolf 27

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
Home


You need flash player to view this online publication