26

‘De enige logische consequentie van het geloof aan satans overwinning aan het einde is zijn vergoddelijking aan het begin. Want het verstand vereist, dat iemand, die Gods plan kan doorkruisen en verijdelen, en de grote massa van Zijn schepselen uit Zijn hand kan trekken, op zijn minst aan Hem gelijk, zo niet sterker dan Hij moet zijn’ (A.E. Knoch). Zo komen wij tot het schokkende resultaat, dat slechts weinigen, zelfs onder de Zijnen, geloven aan de daadwerkelijke goddelijkheid van God. De onder hen meest welwillenden zien Gods voornemen als waagstuk. Waarom? Omdat zij er niet van overtuigd zijn, dat Hij de vermeende vrije wil van de mens in harmonie met Zichzelf kan brengen. De aanname dat de mens Gods voornemen teniet kan doen, ontspringt aan menselijke, bedrieglijke overleggingen. Al dat ‘indien en maar’ is nu eenmaal geen geloof! Niemand kan echter in de ketens van een tweevoudige mensleer zitten en daarbij de absolute goddelijkheid aanvaarden van God, Die het al draagt (het al in stand houdt) Hebr.1:3 in overeenstemming met de raad van Zijn eigen, liefdevolle en onbuigzame wil. Het geloof van Christus echter, erkent de absoluutheid van de goddelijkheid van God. Laten wij dit geloof, dat in genade wordt aangeboden, aannemen! Denk na en houd het geloof hoog, dat de omvang van Zijn verzoening óók het ‘naar-het-einddoel-leiden’ bewerkt. Door Zijn geliefde Zoon zal de mensheid, vrijgekocht, tot volmaaktheid komen. Zo’n Redder-God hebben wij! Ludwig Wolf 27

27 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication