103

Of hij even langs mag komen. Ja, natuurlijk, graag zelfs. Het is een heel fijne broeder. Wij stellen zijn gezelschap altijd heel erg op prijs. Want hij is heel erg aan de Heer toegewijd. Nou, die broeder komt. En wij meteen bij de piano lofliederen zingen. Uit volle borst. Dat kon. Want wij woonden in die tijd in een vrijstaande bungalow. En na een half uurtje zingen zegt die broeder plotseling: ‘Broeder, ik moet je wat belijden.’ Ik schrik. Ik denk: er zou toch niet iets ernstigs aan de hand zijn? Ik weet nooit zo goed raad met die dingen. Ik ben niet zo pastoraal aangelegd. Zegt die broeder: ‘Ja, weet je nog van dat geld?’ En ik zeg uit de grond van mijn hart: ‘Of ik het nog weet, broeder.’ Hij zegt: ‘Ik heb er jaren mee rondgelopen.’ Ik zeg: ‘Waarmee?’ Hij zegt: ‘Weet je, ik ben ongehoorzaam aan de Heer geweest.’ Ik zeg: ‘Ongehoorzaam?’ Hij knikt. Hij zegt: ‘De Heer had tegen mij gezegd: Geef Menno 3000 gulden.’ Ik kijk hem stomverbaasd aan. Hij zegt: ‘Ja, maar ik dacht: Menno 3000 gulden, dat is een beetje overdreven ... Menno is een lieve broeder, hoor, maar 3000 gulden … zo bijzonder is Menno nou ook weer niet … Nee, dat doe ik niet. Weet je wat: ik geef 1500 gulden aan het Leger des Heils en 1500 gulden aan Menno.’ Ik heb die broeder uiteraard getroost en uitvoerig geknuffeld. En daarna heb ik nog wat lofliederen met hem gezongen. Maar ik was van binnen helemaal ontdaan. De Heer had de moeite genomen om mij een knipoog te geven. 109

104 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication