109

Toen dacht ik: weet je wat, we gaan gewoon met de kinderen bidden. We riepen de kinderen bij elkaar, rond de lage, ronde tafel. En ik zei: ‘Papa moet jullie wat vertellen.’ De kinderen (het waren er inmiddels vier) natuurlijk nieuwsgierig: ‘Wat dan, papa?’ Ik zei: ‘Papa gaat naar Amerika, met het vliegtuig.’ De kinderen zeiden: ‘Leuk, papa, vakantie.’ En toen zei ik: ‘Ja, maar papa heeft geen geld.’ O. Foute boel. Dat kan natuurlijk niet. Gaan, leuk. Maar, geld moet er wel zijn. Ik zeg: ‘Weet je wat we doen, jongens? Zo hebben papa en mama het vroeger ook altijd gedaan. We gaan met elkaar bidden. We gaan gewoon aan de Heer vragen, of Hij het geld aan papa wil geven.’ We gaven elkaar een hand, rond de lage tafel. En ik bad hardop: ‘Heer, ik ga naar Amerika. U weet dat ik al een kaartje gekocht heb. Hartstikke stom, maar ik ben hartstikke blij. Ik heb 4000 gulden nodig, maar ik heb het niet. Wilt U het geven? Amen.’ Misschien vindt u dit een vreemd gebed. Maar zo bidden wij altijd. Ja? Ja, vertrouwelijke omgang. Heer, zo zit het. Klaar. Amen. Op het moment dat ik ‘amen’ zei, en wij oprezen, ging de voordeurbel. Een broeder aan de deur. Een heel lieve broeder. Hij zei: ‘Ik moet van de Heer dit aan je geven.’ Hij gaf mij een dichte envelop. 115

110 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication