19

In deze zin kan het woord zowel betrekking hebben op het verleden als op de toekomst. Zowel daar waar het verleden geen duidelijk zichtbaar begin heeft als daar waar de toekomst zich zover uitstrekt buiten het menselijk gezichtsveld, dat er geen einde aan lijkt te komen, spreekt men van ‘eeuwigheid’. Let in de definitie van de Studiebijbel op het woordje: ‘lijkt’. Dat er geen einde aan lijkt te komen. Hiermee wordt feitelijk gezegd dat er wel degelijk een einde aan de eeuwigheid komt. Er is wel degelijk een einde aan een ‘aiōn’. Dat kun je ook zien aan passages als bijvoorbeeld : Matteüs 24:3 – de voleinding van de aiōn (NBG-‘wereld’). Marcus 10:30 – de toekomende aiōn (NBG-‘eeuw’). Let nu op. De Studiebijbel zegt dat er aan ‘eeuwigheid’ geen einde lijkt te komen. De Studiebijbel zegt dus feitelijk dat ‘eeuwigheid’ een einde heeft. Maar dat is niet de Nederlandse definitie van ‘eeuwigheid’. Volgens het woordenboek Koenen is ‘eeuwigheid’: duur zonder aanvang of einde. We kunnen nu dus een aantal dingen vaststellen. De definitie van Koenen voor ‘eeuwigheid’ past niet op de definitie van de Studiebijbel. De definitie van het woordenboek Koenen voor ‘eeuwigheid’ past niet op het woord ‘aiōn’ in bovengenoemde passages in Matteüs en Marcus, omdat er van een ‘voleinding van de eeuwigheid’ gesproken wordt en van een ‘toekomende eeuwigheid’. Conclusie: ‘aiōn’ is dus niet ‘eeuwigheid’, volgens de gebruikelijke Nederlandse definitie van ‘eeuwigheid’. 22

20 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication