van haar schoot? Al zouden zij die vergeten, toch vergeet Ik jóu niet. Zie, Ik heb je in mijn handpalmen gegrift, jouw muren zijn voortdurend voor Mij.’ Tot wie spreekt God dan? Nou, niet tot u en mij, broeders. Maar tot die rabbijn bij de Klaagmuur. En die zuster van dat borduurwerkje kijkt mij meewarig aan. Dat ik zo dom ben dat ik niet weet dat die tekst uit Jesaja 49 komt. En dan voel ik mij zo moe worden. Moe van het tegen de stroom in zwemmen. Moe van de hutspot van de christelijke godsdienst. En dan zeg ik tegen die zuster: ‘Mmm …’ Maar eigenlijk zou ik moeten roepen: ‘Zuster, die tekst is niet van jou … afblijven!’ Broeders, iedere keer dat wij de Hebreeuwse geschriften op onszelf toepassen, weet u wat wij dan doen? Wij stelen het erfgoed van de Joden. Van hén zijn de beloften. Ik ben vlak na de Tweede Wereldoorlog geboren. In 1946. De generatie voor mij heeft mij over die oorlog verteld. Hoe de Joden weggevoerd werden naar de concentratiekampen van nazi-Duitsland. In totaal zijn er zo’n zes miljoen Europese Joden vermoord. Een onvoorstelbaar aantal. Maar een kleine groep van hen zijn levend teruggekeerd. Ook naar Nederland. Ze gingen naar huis … Dáchten ze … Toen zij bij hun huis aankwamen, ontdekten zij dat ánderen in hun huis woonden. Niet-Joden. 201
195 Online Touch Home