203

het getrokken zwaard (het Woord van God in het Grieks) laten vallen. Laten we eerst de betreffende brochure eens bekijken. Het werkje is verdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 laat zien wat de ‘alverzoeningsleer’ inhoudt. Hoofdstuk 2 geeft de tegenargumenten van broeder Ouweneel. Hoofdstuk 3 behandelt andere argumenten van ‘alverzoeners’, zoals hij dat schrijft (een grapje dat broeder Ouweneel zich permitteert: ‘alverzoeners’). En hoofdstuk 4 geeft de indirecte argumenten van ‘alverzoeners’. Laten we beginnen met hoofdstuk 1. Hierin zegt broeder Ouweneel terecht: “Hoe moeilijk we het ook mogen hebben met de ‘eeuwige verlorenheid’ van Gods eigen schepselen, wij moeten ons slechts ootmoedig onderwerpen aan Gods Woord.” Amen, broeder. Twee kleine opmerkingen mijnerzijds in de eerste paragraaf. Allereerst steunt de alverzoening niet op de apokatastasis (apokatastasis – de wederoprichting) aller dingen, uit Handelingen 3:21, zoals broeder Ouweneel zegt, maar op het apokatallaxai ta panta (apokatallaxai ta panta – het wederverzoenen van alle dingen) uit Kolossenzen 1:20. Het woord ‘Alverzoening’ komt rechtstreeks uit Kolossenzen 1:20. En niet uit Handelingen 3:21. Vervolgens zegt broeder Ouweneel: “De christelijke kerk, in de meerderheid, heeft de alverzoeningsleer steeds afgewezen”. Dit is op zich geen bewijs dat de ‘alverzoeningsleer’ een dwaalleer is. We zouden dan ook kunnen zeggen, dat Luther, die in het begin van de Reformatie vrijwel alleen stond in de ‘sola gratia’-leer, een dwaalleer aanhing. Want hij was alleen en de meerderheid was tégen. 211

204 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication