220

en een rijkelijke ingang in het ‘eeuwige koninkrijk’ “tēn aiōnion basileian” (2 Petrus 1:11). Nu raakt het ragfijne sjaaltje van ‘de bedekking over Gods Woord’ (de bijbelvertaling) het vlijmscherpe lemmet. Want broeder Ouweneel zegt nu: De gelovige is dan ook in betrekking gebracht tot de ‘eeuwige God’ (Romeinen 16:26). Stop, stop, stop … De ‘eeuwige’ God … Wat wil dat zeggen? De ‘eeuwige’ God … Nu moeten we het woordenboek pakken. Laten we eens zien wat het woord ‘eeuwig’ in het Nederlands betekent. Ah, daar hebben we het … Eeuwig: ‘een begin noch einde hebbend’. Hoort u dat goed? Een begin noch einde hebbend. Dit is, inderdaad, op God, als Enige in het universum, van toepassing. Want alleen God is ‘eeuwig’. Bent u dat met mij eens? Want God kent geen begin èn geen einde. Als God dus ‘eeuwig’ is, dan wil dat zeggen dat de rest dus niet ‘eeuwig’ is. Begrijpt u dat? Want alleen God is ‘eeuwig’. In de afgelopen week werd ik daar midden in de nacht van wakker. Als u begrijpt wat er staat, namelijk: de ‘eeuwige’ God, dan is de rest dus niet eeuwig. Want ‘eeuwig’ wil zeggen: geen begin, geen einde. En wie heeft dat? Alleen God. Alles is UIT God. (Romeinen 11:36, 1 Korintiërs 8:6). 228

221 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication