276

17. Wie weet, weet beter Mijn dochter ging naar een exit-gesprek van haar werk. Ergens in een bedrijfspand op een afgelegen industrieterrein. In een uithoek van Rotterdam. Vlak bij dat industrieterrein stond een cafeetje. Mijn dochter zei: ‘Pap, wil jij op mij wachten in dat cafeetje?’ Ik zei: ‘Oké.’ Uiteraard. Ik was meegegaan voor morele ondersteuning. Voor het ventileren van emoties na het exit-gesprek. In dat cafeetje wachtte ik dus op mijn dochter. En ik nam onderhand een bescheiden biertje. Het was warm die middag. En ik hoefde niet te rijden. Vandaar. Op een van de tafels in dat cafeetje lag een Rotterdams magazine. Ik bladerde erin. En daarin stond een interview met Jules Deelder. De bekende Nederlandse dichter, voordrachtskunstenaar en schrijver. De verslaggeefster was duidelijk gecharmeerd van Deelder. Hij werd levendig door haar beschreven. En bij het afscheid nemen zei Jules Deelder op een achteloze manier: ‘Je weet het, meisje, wie weet, weet beter, wie niet, niet.’ Een magistrale uitspraak. Van Jules Deelder, de woordkunstenaar … Een week na dat exit-gesprek van mijn dochter, hield ik een toespraak in Garderen. Over de onjuiste bijbelvertalingen. Die toespraak zal voor altijd in mijn gedachten verbonden blijven met die uitspraak van Jules Deelder in dat magazine op 285

277 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication