31

Je kunt het niet meer bedenken. De duisternis is zo dik om je heen, dat er geen glimpje licht is. Je kunt alleen nog maar huilen ... Maar ik dacht dat je God onder alles zou danken? Mm, mm, zeker … Nou, waarom doe je het nú dan niet? Nee, ik kan het niet … Waarom niet? De situatie is zo erg, ik kán het niet! Maar, is God veranderd dan? Nee, dat niet … Is God nog steeds GOD? Absoluut … Nou dan, waarom verheerlijk je Hem dan niet? Ik wil het wel, maar ik kan het niet opbrengen … Heb je Hem dan al die tijd verheerlijkt voor jezelf, of, uitsluitend en alleen omdat Hij God is? Ja, dat laatste … Heel goed, maar waarom doe je het dan nú niet? En dan hef je je hart op tot God. Je situatie is nog even verschrikkelijk. De duisternis is nog even dik. Maar je heft je hart op tot God. En je doet je mond open. En je zegt tot God: ‘U bent mijn God. U zal ik loven. Verhogen Uwe majesteit. Mijn God, niets gaat Uw roem te boven. U prijs ik tot in eeuwigheid.’ En de tranen stromen over je wangen. Maar je verheerlijkt God. Waarom? Nou, gewoon, omdat God GOD is. En dat Hij het waard is om de eer en de heerlijkheid van zijn schepselen te ontvangen. Daarom. 34

32 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication