351

Paulus had uitdrukkelijk aan de andere afgevaardigden, Jacobus, Petrus en Johannes, beloofd om zich voor zo’n inzameling in te zetten. Daar is Paulus in dit hoofdstuk dus mee bezig. Wie in déze inzameling blijmoedig geeft, zegt Paulus, krijgt Gods goedkeuring. God is, op dat moment van spreken, zo iemand aan het liefhebben. Deze tegenwoordige tijdsvorm past in de context van deze tijdelijke, specifieke, inzameling. Dit geldt dus niet, bijvoorbeeld, als iemand in déze tijd blijmoedig zijn tienden aan zijn geloofsgemeenschap geeft. Dan kàn God hem daarom liefhebben. Maar dat hoeft niet. Want dat God een blijmoedige gever zou liefhebben, gebaseerd op 2 Korintiërs 9:7, is een onjuiste interpretatie. Als in 2 Korintiërs 9:7 het woord ‘liefhebben’ in de aorist had gestaan, dan kan die blijmoedige gelovige daar aanspraak op maken. Maar nu niet. Ziet u, hoe gemakkelijk je iets verkeerd kunt begrijpen? Als er in een tekst een onvoltooid tegenwoordige tijd staat, dan moet je dus altijd goed opletten. Er is dan geen sprake van een feit. Maar er wordt dan benadrukt dat een handeling in de onvoltooid tegenwoordige tijd plaatsvindt. Dat die handeling een momentopname is. En dat die handeling van voorbijgaande aard is. In het verleden heb ik in mijn toespraken uitgebreid over de aorist gesproken. Ook in mijn lessen Grieks, die ik in Rotterdam heb gegeven, is de aorist uitvoerig besproken. Omdat het onderscheid tussen de aorist enerzijds en de onvoltooid tegenwoordige tijd anderzijds van essentieel belang is voor het begrijpen van de tekst van het Nieuwe Testament, wil ik hier nog één keer het belang daarvan onderstrepen. 362

352 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication