361

Ik gebruikte al mijn overredingskracht om de onwillige dame achter de balie ervan te overtuigen, dat mijn buurjongen op de universiteit ingeschreven moest worden. Want hij voldeed aan alle voorwaarden. Het meisje zag er overwerkt uit. Ze zei vermoeid: ‘Meneer, het spijt me, maar deze hogeschoolstudent heeft zich niet van tevoren aangemeld. Die aanmelding is verplicht, anders kan ik hem niet helpen.’ Mijn buurjongen, normaliter een heel rustige jongen, werd nu boos. Hij zei: ‘Ik heb mij wèl van tevoren aangemeld. Al drie weken geleden. Er moet door jullie een fout zijn gemaakt.’ Het meisje zuchtte. Ze vroeg mijn buurjongen nogmaals naar zijn naam. Hij zei: ‘Aissaoui.’ Hij spelde het voor haar. Het meisje typte zijn naam nogmaals in. Ze wachtte even, keek naar het scherm en zei toen tegen mijn buurjongen: ‘De computer herkent jouw naam niet. Het spijt me. Ik kan je niet inschrijven. Kom volgend jaar maar terug.’ Mijn buurjongen was wanhopig. Hij wist dat het volgend jaar anders kon zijn. Hij kon de universiteit wel vergeten … Ik kreeg een ingeving. Ik zei tegen mijn buurjongen: ‘Geef me je paspoort.’ Hij deed het. En daar stond het. Het was inderdaad Aissaoui. Maar het was geschreven met een trema. Niet met één puntje, maar met twee puntjes op de i. Mijn buurjongen heette niet ‘Aissaoui’. Maar ‘Aïssaoui’. Ik zei tegen het meisje: ‘Het is Aïssaoui, met een trema op de i.’ Het meisje typte de naam, nu correct, in. 372

362 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication