55

Spreekt je predikant dus bijvoorbeeld over “de schat in de akker”, Matteüs 13, dan denk je meteen: ‘Juist, dit is geschiedenis, dit gaat over het werk op aarde van onze Heer.’ Spreekt je voorganger over “het wandelen in de geest”, Romeinen 8, dan denk je: ‘Juist, de brieven van Paulus.’ Lees je in een artikel over de brief aan Jakobus, bijvoorbeeld dat “geloof zonder werken dood is”, dan zeg je tegen jezelf: ‘De brief aan Jakobus, dat is een brief van de overige afgevaardigden.’ Ik kan je niet genoeg op het hart drukken hoe belangrijk dit ‘plaatsen’ is. Wat iemand je ook wil vertellen over ‘hoe je moet geloven’, het eerste wat je moet vragen is: ‘Waar staat dat?’ Als je de puzzelstukjes op deze manier gaat sorteren, ga je op een natuurlijke manier, als vanzelf, de losse stukjes aan elkaar passen. Voordat je gaat begrijpen, moet je dus eerst plaatsen. Dus, les één: Wanneer je predikant of voorganger je iets vertelt, dan kijk je dat thuis in je bijbel na. Je kunt dan zien of deze dingen zo zijn. Zo ja, dan zeg je: ‘Amen’. Zo niet, dan zeg je: ‘Nee, dank u’. Les twee: Wanneer iemand je iets probeert te vertellen over bijbelse zaken, dan vraag je: ‘Waar staat dat?’ Dan kun je die informatie plaatsen. Als die informatie voor jou bestemd is, dan zeg je: ‘Amen’. Als die informatie niet voor jou bestemd is, dan zeg je: ‘Nee, dank u’. Houd daar aan vast, hè? Dat zal je heel wat hoofdpijn besparen. 59

56 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication