57

‘Hé’, zeg je, ‘Jeremia, de profeten, dat gaat over het herstel van Israël.’ Inderdaad. Laten we deze passage eens met elkaar lezen. Jeremia 31:31-34. “Zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal. Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden: mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ik heer over hen ben, luidt het woord des HEREN. Maar dít is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des HEREN: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. Dan zullen zij niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder leren: Kent de HERE: want zij allen zullen Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen, luidt het woord des HEREN, want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken.” Over wie gaan deze verzen? Over Israël. In het Nieuwe Testament wordt ook over het nieuwe verbond gesproken. Bijvoorbeeld, in de brief aan de Hebreeën. Daar wordt Jeremia 31 uitvoerig geciteerd. Terecht, want Hebreeën is een andere naam voor Israëlieten. Dan rijst de vraag: gaat de Hebreeën-brief dan niet over ons? Nee, de Hebreeën-brief gaat niet over ons. Die gaat over Israël. Zo’n vijfentwintig jaar geleden ging ik met mijn vrouw en kinderen in Italië kamperen. We waren daar veertien dagen op een camping aan de 62

58 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication