63

Zij roept Hem aan als ‘Zoon van David’. Dat wil zeggen: de Koning van Israël. Dit is de aanspreektitel die een Israëliet het recht geeft om een beroep op Hem te doen. Zie bijvoorbeeld de genezing van Bar-Timeüs in Lucas 18:35-43. Maar de vrouw in Matteüs 15 is een Kananeese vrouw, die uit het gebied van Tyrus en Sidon kwam. Een niet-Israëliet dus. Zij heeft geen recht om een beroep op Hem te doen. Waarom niet? De Heer zegt tegen zijn leerlingen in Matteüs 15:24, dat Hij slechts gezonden is tot de verloren schapen van het huis Israëls. Hallo, ben je daar nog? Lees het nog eens een keer. De Heer is slechts gezonden tot de verloren schapen van het huis Israëls. Paulus legt dat uit in Romeinen 15:8. Hij zegt daar: “Ik bedoel namelijk, dat Christus ter wille van de waarachtigheid Gods een dienaar van besnedenen geweest is, om de beloften, aan de vaderen gedaan, te bevestigen …” Dat is het evangelie van de besnijdenis. Dan komt de Kananeese vrouw opnieuw naar de Heer toe. En ze spreekt hem aan met alleen: ‘Heer’. En nu geeft de Heer wel antwoord. Waarom? Omdat onze Heer, volgens Handelingen 10:6 en Romeinen 14:9, de Heer is van alle mensen – van de Jood en van de niet-Jood. De vrouw doet een beroep op Hem, als Heer. En dan zegt de Heer tegen haar: ‘Het is niet goed het brood van de kinderen (dat is: van Israël) te nemen en het de honden (dat zijn wij, niet-Joden) voor te werpen.’ In de Griekse grondtekst staat het wat vriendelijker. Wij worden geen ‘honden’ genoemd. Maar ‘kunariōn’, ‘hondjes’, ‘puppies’. 68

64 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication