71

En zeggen die broeders dan tegen hem: ‘Halleluja, prijs de Heer, dank u broeder, voor die gewéldige boodschap’ …? Nee, ze zeggen tegen hem: ‘Allemaal heel leuk en aardig wat je ons te vertellen hebt, broeder Paulus, maar wij gaan eerst even de Schriften na, als je het niet erg vindt, of deze dingen wel zo zijn.’ Waar zijn zulke broeders in onze dagen? Wij, in onze dagen, zijn onmondige kinderen. Wij worden heen en weer geslingerd door allerlei wind van leer. Hoe komt dat? Omdat wij niet in staat zijn om zelfs de meest eenvoudige evangelieverkondiging in de Schriften na te gaan, of deze dingen wel zo zijn. Wij hebben geen Bereeërs. Ik heb een broeder die Gods Woord hartstochtelijk liefheeft. Die broeder is een Bereeër. Hij overpeinst de Schriften bij dag en bij nacht. Als hij ’s avonds naar bed gaat, denkt hij aan de Schriften. Als hij ’s morgens opstaat, denkt hij aan de Schriften. Als hij zich aankleedt, denkt hij aan de Schriften. Als hij in zijn auto zit, op weg naar zijn werk, denkt hij aan de Schriften. Als hij op zijn werk is, denkt hij aan de Schriften. In de pauze natuurlijk … En als hij thuiskomt. En als hij aan tafel zit te eten. Kortom, mijn broeder de Bereeër denkt altijd aan de Schriften. Het hart van mijn broeder is dan ook vol van de Schriften. Hij kan zijn mond niet houden. Hij móet wel spreken. Dat doet hij ook. Hij geeft bijbelstudies. En op die bijbelstudies vertelt die broeder, die Bereeër dus, dat de vertalers de Schriften niet goed vertaald hebben. En elke keer moet hij zeggen: ‘Er staat in uw vertaling wel zus en zo, maar eigenlijk staat er in de Schriften dit en dat.’ 77

72 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication