82

En dan legt de priester daar een stukje brood in. Dit is een handeling die volledig bij een onmondig kind past. En de kerkganger moet de priester natuurlijk met ‘pater’, ‘vader’ aanspreken. En de priester zegt dan tegen hem: ‘mijn kind’. Onze broeders in de Rooms-Katholieke kerk zijn dus onmondige kinderen. Volstrekt onmondigen. Onze broeders in de Rooms-Katholieke kerk komen bijeen in een gebouw, dat vol met heiligenbeelden staat. Heiligenbeelden van Maria en Jozef. O, ja, en ook van de twaalf apostelen. Twaalf? Ja, die twaalf apostelen die de Heer in Matteüs 10 uitgekozen heeft. Maar Judas heeft onze Heer toch verraden? Ja, die apostel is er niet bij. En Mattias dan? Nee, jòh, die is door loting een apostel geworden. Door een loting? Nou ja … Gelukkig, gelukkig, hè, heeft de Heer de apostel Paulus op de weg ontmoet. Gelukkig maar. Want er ontbrak een twaalfde man, zullen we maar zeggen. En op een echt geestelijke manier heeft God de apostel Paulus in dit rijtje toegevoegd. Ja, toch? Zo’n geestelijke man als Paulus hoort natuurlijk wel thuis in dit rijtje van de apostelen. Weet u wat dit is? Dit is een sprookje. Dit is kinderpraat. Er zijn helemaal geen apostelen. Er zijn alleen maar afgevaardigden. 88

83 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication