10

vers 1 te lezen, dan wordt er wel direct vermeld (meer letterlijke vertaling): “De God, die lang geleden, in veel delen, en op veel manieren, tot de vaderen spreekt in de profeten …”. En dan weet je het eigenlijk ook al meteen, want hoe was het ook alweer …? Van wie zijn ‘de vaderen’? Paulus zegt in Romeinen 9 vers 5: “Hunner” – en dan heeft hij het over de Israëlieten – “zijn de vaderen, hunner zijn de beloften, hunner is de eredienst, hunner is de wetgeving”. Kortom, als in Hebreeën hoofdstuk 1:1 ‘de vaderen’ worden genoemd, dan gaat het heel uitdrukkelijk over het volk van wie de vaderen zijn, tot wie God ooit door de profeten heeft gesproken. Dus het opschrift is meteen ook de aanhef van de brief. En dan is er nog iets wat heel opvallend is: de schrijver veronderstelt dat zijn lezers heel erg bekend zijn met de Hebreeuwse Bijbel. Want de Hebreeën-brief is één grote toelichting op de eredienst en alle gebruiken, zelfs heel kleine details, van wat wij dan ‘het Oude Testament’ noemen. Daar wordt voortdurend naar gerefereerd. Het handelt over figuren als Mozes en Levi en Melchizedek en de dingen die er gedaan werden in het heiligdom. De schrijver veronderstelt dat het hen allemaal bekend is en wie zijn daarvan op de hoogte? De eersten die daarvoor in aanmerking komen, zijn degenen aan 14

11 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication