6

5 U schikt voor mijn aangezicht de tafel, in bijzijn van mijn benauwers. U heeft mijn hoofd vet gemaakt met olie; Mijn beker is een boordevolle. 6 Voorzeker, goedheid en goedgunstigheid zullen mij volgen, al de dagen van mijn leven, en in het huis van Jahweh zal ik wonen, tot in de lengte van mijn dagen. Psalm van David. De woorden van deze psalm zijn aan David toegeschreven. David wist waarover hij het had, toen Hij Jahweh zijn herder noemde. Hij hoedde immers van jongs af aan de schapen van zijn vader. Op zekere dag werd hij van de kudde weggeroepen, omdat in zijn ouderlijk huis de profeet Samuël op hem wachtte. Bij zijn aankomst zei God tegen Samuël “Deze is het!” en beval hem de jongen te zalven. Wat zal het stil geweest zijn op dat grootse, indrukwekkende moment! De jongste, het kind dat in familierechtelijk opzicht achteraan in de rij van Isaï's kinderen stond, is door God als koning over Israël aangewezen! Na de zalving daalde Gods geest op hem neer. De rest van zijn leven zou die heilige geest David tot profetische woorden en daden drijven (1 Samuël 16:1-13). Eén van de vele vruchten daarvan is deze kostbare, bijzondere psalm. Psalm 23 wordt wel de "herderspsalm" genoemd. Dat slaat op het beeld van de herder in de eerste vier verzen. Het valt op dat David in de verzen 4 en 5 Jahweh direct aanspreekt. Daar heeft hij het over gevaren en vijanden. Zijn boodschap is duidelijk: nood brengt een mens dichter bij God dan wanneer hem alles voor de wind gaat. In nood en gevaar leer je God pas goed kennen. In de overige zinnen richt David zich tot de hoorders (of lezers) van de psalm en bezingt Gods weldaden. Het beeld van herder en zijn schaapskudde hoort bij uitstek bij Israël thuis. Niettemin laat David in deze psalm ook ons, 7

7 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication