10

En dan vervolgen de verzen 19 en 20: “… hij nu” – Melchisedek – “was een priester van God, de Allerhoogste. En hij zegende hem en zeide: Gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde, en geprezen zij God, de Allerhoogste, die uw vijanden in uw macht heeft overgeleverd. En hij” – Abram – “gaf hem van alles de tienden.” Met het geven van de tienden erkende Abram Melchisedek als zijn meerdere. Bovendien, de schrijver in de Hebreeën-brief zegt later: Het feit dat Melchisedek Abram zegende, geeft aan dat Abram de mindere was van Melchisedek. “Nu is het onwedersprekelijk, dat het mindere door het meerdere wordt gezegend.” Heb.7:7 [NBG51] Het meerdere, dat is ontegenzeglijk, zegent het mindere; oftewel het mindere wordt gezegend door de meerdere. Wij zeggen ook altijd: ‘Alle zegen komt van boven’, niet ‘van onderen’. Hier vind je dus een figuur die in de rest van de Bijbel een grote rol blijkt te spelen, maar wat wij van de man, deze Melchisedek, weten is maar heel weinig. Sterker nog, we weten niets van zijn afkomst, we weten niet wie zijn vader en moeder waren, we weten niet wanneer hij geboren was, hoe oud hij was, we weten niets van zijn koningschap. Van de historische Melchisedek hebben we alleen de informatie die we over hem vinden in het boek Genesis. Hij was de koning van Salem, Jeruzalem, en hij bracht brood en wijn. ‘Brood en wijn’ in de Bijbel zijn altijd een beeld van leven en overvloed. En dat is wat Melchisedek, de koning-priester van Salem, aan Abram gaf: leven en overvloed. 14

11 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication