0

Vanwaar haalde Abraham de most …? Typologie in de Schrift André Piet Stichting GoedBericht

Colofon Titel: Goed Bericht Vanwaar haalde Abraham de most …? © 2022 André Piet, goedbericht.nl Verschijningsdatum: mei 2022 Uitgever: Stichting GoedBericht, Rijnsburg Alle rechten voorbehouden Samenstelling & vormgeving: Evangelie Om Niet In samenwerking met Germa van Stralen Foto cover © Lumppini via Canva ISSN 2772 7939 NUR 707

INHOUD VOORWOORD 1. De vrucht van de wijnstok 11 2. Leven en overvloed 13 3. Leven dat sterker is dan de dood 15 4. Koning-Priester 17 5. Koning van de gerechtigheid en vrede 19 6. Type van Hem, die komen zou 23 7. Priester, krachtens onvernietigbaar leven 25 8. Gezworen, bij de hoogste Naam 29 9. Met Christus verborgen in God 31 BIJLAGE – Typologie in de Schrift 35 NOTEN 37 7

Bijbelteksten: de NBG-vertaling (NBG51) van het Nederlands Bijbelgenootschap, tenzij anders aangegeven. 8

“En Melchisedek, de koning van Salem, bracht brood en wijn; hij nu was een priester van God, de Allerhoogste. En hij zegende hem en zeide: Gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde, en geprezen zij God, de Allerhoogste, die uw vijanden in uw macht heeft overgeleverd. En hij gaf hem van alles de tienden.” Genesis 14:18-20 [NBG51] 9

1. De vrucht van de wijnstok Ik wil je graag meenemen naar een geschiedenis die pakweg net zo ver vóór Christus lag als wij ná Christus leven. Wij leven ongeveer 2000 jaar na Christus en deze geschiedenis gaat over Abram. Abram, want zo heette hij op dat moment nog – later werd het: Abraham – , leefde ongeveer 2000 jaar voor Christus, dus dat is vierduizend jaar geleden. Vanwaar haalde Abraham de mosterd? Weet u dat? Een idee? Ik heb deze uitdrukking opgezocht bij de internet-encyclopedie Wikipedia. Daar stond dat ‘weten waar Abraham de mosterd vandaan haalt’ betekent, dat iemand weet hoe de zaken in elkaar steken. En er stond dat het woord ‘mosterd’ een verbastering is van ‘mutsaard’ en dat betekent: brandhout. Ik ging verder zoeken naar die uitdrukking en kwam een standaardwerk uit 1902 tegen van F.A. Stoet: “Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden”, online te lezen op het internet. En ik vond, in oud Nederlands, dit: “Bijna allen, die getracht hebben eene verklaring van deze uitdrukking te geven, beweren dat zij eigenlijk moest luiden: ‘weten waar Abraham den mutsaard haalt’. Het zou dan eene 11

zinspeling zijn op het verhaal van Abrahams offerande zooals het staat opgeteekend in Genesis 22 vs 1.-14.” Maar deze schrijver zegt: “Er bestaat evenwel een groot bezwaar tegen deze verklaring, namelijk dit, dat er in dat verhaal niet naar een mutsaard gevraagd wordt. Izaak zegt alleen: ‘Vader! Ik zie het vuur en het hout’ – brandhout dus – ‘maar waar is het lam tot het brandoffer?’” Kortom, F.A. Stoet zegt dat er aan de verklaring die men voor die uitdrukking geeft, toch een bezwaar kleeft. Hij zegt: “Professor de Goeje heeft in het tijdschrift (…) eene andere verklaring voorgesteld. Deze geleerde (…) meent dat ‘mosterd’ een verbastering kan zijn van most.” Ik wist toen genoeg, het bracht mij namelijk op een enorm idee. Want ‘most’ – je komt dat woord vaak tegen in de Bijbel – is druivensap. Most is druivensap ‘vers van de pers’, ook wel ‘nieuwe wijn’ genoemd, met name in het Nieuwe Testament; er is sprake van oude en nieuwe wijn. Men zegt wel: ‘Most is een verzamelnaam van de vrucht van de wijnstok, waarbij wijn meer specifiek gegist druivensap is.’ Maar alles wat van de wijnstok af komt, is most en dat werpt veel licht op die uitdrukking. Ineens begreep ik waar Abraham de most vandaan haalde … 12

2. Leven en overvloed Het was een paar eeuwen na de zondvloed en de wereldbevolking was nog betrekkelijk gering, relatief gesproken. Abram had zijn neef Lot bevrijd uit de ellende met een legertje van maar 318 man, want zoveel stelde dat toen nog niet voor. “Toen Abram hoorde, dat zijn broeder als gevangene was weggevoerd, bracht hij zijn geoefenden, degenen die in zijn huis geboren waren, in de strijd, driehonderd achttien man, en achtervolgde hen tot Dan toe. En zij verdeelden zich des nachts tegen hen in troepen, hij en zijn slaven, en versloegen hen en achtervolgden hen tot Choba toe, dat ten noorden van Damascus ligt. En hij bracht al de have terug, en ook zijn broeder Lot en diens have bracht hij terug, evenals de vrouwen en het volk. Toen ging de koning van Sodom uit, hem tegemoet, nadat hij teruggekeerd was van het verslaan van Kedorlaomer en de koningen die met hem waren, naar het dal Sawe, dat is het Koningsdal.” Gen.14:14-17 [NBG51] Nadat hij ten strijde was getrokken tegen enkele stadstaten en had gezegevierd, was Abram van de krijgstocht teruggekomen. Je leest dat hij weer terugging naar zijn woonplaats Berseba, in het zuiden van Israël, en onderweg passeert hij dan het latere Jeruzalem. “En”, staat er dan in Genesis 14:18, “Melchisedek, de koning van Salem” – in de Psalmen lees je verschillende keren over ‘Salem’ en dan blijkt het een woord te zijn dat staat voor Jeruzalem – “bracht brood en wijn …”. Dat is die most. 13

En dan vervolgen de verzen 19 en 20: “… hij nu” – Melchisedek – “was een priester van God, de Allerhoogste. En hij zegende hem en zeide: Gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde, en geprezen zij God, de Allerhoogste, die uw vijanden in uw macht heeft overgeleverd. En hij” – Abram – “gaf hem van alles de tienden.” Met het geven van de tienden erkende Abram Melchisedek als zijn meerdere. Bovendien, de schrijver in de Hebreeën-brief zegt later: Het feit dat Melchisedek Abram zegende, geeft aan dat Abram de mindere was van Melchisedek. “Nu is het onwedersprekelijk, dat het mindere door het meerdere wordt gezegend.” Heb.7:7 [NBG51] Het meerdere, dat is ontegenzeglijk, zegent het mindere; oftewel het mindere wordt gezegend door de meerdere. Wij zeggen ook altijd: ‘Alle zegen komt van boven’, niet ‘van onderen’. Hier vind je dus een figuur die in de rest van de Bijbel een grote rol blijkt te spelen, maar wat wij van de man, deze Melchisedek, weten is maar heel weinig. Sterker nog, we weten niets van zijn afkomst, we weten niet wie zijn vader en moeder waren, we weten niet wanneer hij geboren was, hoe oud hij was, we weten niets van zijn koningschap. Van de historische Melchisedek hebben we alleen de informatie die we over hem vinden in het boek Genesis. Hij was de koning van Salem, Jeruzalem, en hij bracht brood en wijn. ‘Brood en wijn’ in de Bijbel zijn altijd een beeld van leven en overvloed. En dat is wat Melchisedek, de koning-priester van Salem, aan Abram gaf: leven en overvloed. 14

3. Leven dat sterker is dan de dood Ik heb ‘brood en wijn’ nagezocht in de concordantie en toen kwam ik nog een paar van die uitdrukkingen tegen. In Psalm 104:15 staat: “… en wijn, die het hart des mensen verheugt, het aangezicht doende glanzen van olie; ja, brood, dat het hart des mensen versterkt.” [NBG51] Brood versterkt de mens en wijn verheugt de mens. Anders gezegd, brood zorgt ervoor dat je kunt leven en wijn geeft een motief om te leven. Het is een uitbeelding van leven en van overvloed. Nog zo’n uitdrukking in Prediker 9:7a. “Welaan dan, eet uw brood met vreugde en drink uw wijn met een vrolijk hart …” [NBG51] Een heleboel mensen weten nauwelijks iets over de betekenis van brood en wijn. Als er gesproken wordt over ‘het avondmaal’, een niet erg terechte term, fixeert men zich altijd maar op: dood. Alsof het bij ‘brood en wijn’ zou gaan om de dood. Die gedachte is niet helemaal ten onrechte, maar omdat ze slechts half goed is, is ze dus feitelijk fout, want je mist namelijk de clou. In het besef van wat we weten vanuit het Nieuwe Testament, spreekt ‘brood en wijn’ van Hem, die de dood heeft overwonnen. Het spreekt van leven dat sterker is dan de dood. 15

Daarom zijn het emblemen van een feestmaaltijd en verheugt en versterkt het de mens. 16

4. Koning-Priester In het boek Psalmen kom je Melchisedek nog een keer tegen. Als u zich probeert voor te stellen dat Melchisedek ongeveer 2000 jaar voor Christus leefde, dan zijn we inmiddels 1000 jaar later, want het is David die deze Psalm geschreven heeft. Psalm 110 wordt vaak in het Nieuwe Testament aangehaald. Het is een prachtige Messiaanse Psalm die gaat over “de Zoon van David”, Mat.1:1 over de Messias die zal komen. De Messias die voor Israël en voor de volkerenwereld bestemd is. En dan staat er in vers 4: “De HERE (letterlijk: Jahweh1) heeft gezworen en het berouwt Hem niet: Gij zijt priester voor eeuwig, naar de wijze van Melchisedek.” In de Statenvertaling lees je: “naar de ordening van” Melchisedek. Hier staat dat God heeft gezworen en dat doet Hij niet zo snel, want Hij belooft en dan staat het sowieso vast. Maar bij een paar specifieke gelegenheden lees je dat God een eedzwering doet; vier of vijf keer in de Bijbel komt dat voor. Aan Abram heeft Hij ooit een eed gezworen en hier lees je eveneens over een eedzwering. Hij heeft gezworen en het zal Hem niet berouwen, want God is geen mens dat Hij berouw zou hebben. Num.23:19 Hij weet precies wat er gaat gebeuren en “verkondigt van den beginne reeds de afloop”. Jes.46:10 Alles staat vast in Zijn gemaakt bestek en daarom zal het Hem het niet berouwen. 17

Psalm 110, vers 4: “Gij zijt priester voor eeuwig …”. Hier wordt de Messias aangesproken, de Zoon van David. Letterlijk staat er “tot in de eeuw”, anders gezegd: “tot in de aeon2 naar de ordening van Melchisedek”. Dat is de tweede keer dat we Melchisedek tegenkomen in de Bijbel, 1000 jaar later. Hier vinden we meteen dat de figuur van Melchisedek een sterke Messiaanse lading krijgt. Wat dit betekent, komen we later tegen in de Hebreeën-brief. Van de Messias wordt gezegd dat Hij de Koning is. Hij zal heersen te midden van Zijn volk en Hij zal over vijanden triomferen. Maar Hij is méér dan alleen Koning, want Melchisedek was ook priester. Koning-priester en vandaar dat hier staat: “naar de ordening van Melchisedek”. In Israël was het uitgesloten dat een koning ook een priester was. Een priester kwam altijd uit de stam Levi, terwijl een koning per definitie uit de stam Juda kwam, zodat koningschap en priesterschap nooit in één persoon verenigd konden zijn. Een koning was geen priester en een priester was geen koning. Maar de Messias die ooit zou komen – op wat voor wijze wordt hier nog niet gezegd – zou niettemin niet alleen maar Koning zijn, Hij zou ook Priester zijn. 18

5. Koning van de gerechtigheid en vrede Als je dan, 1000 jaar verder, een stap doet in de tijd, kom je aan in de tijd van de eerste eeuw van onze jaartelling: de tijd dat het Nieuwe Testament geboekstaafd is. De Hebreeën-brief is voor een groot gedeelte niets anders dan een groot commentaar op de figuur van Melchisedek. De schrijver heeft een heel lange aanloop nodig en in Hebreeën 5:10 staat dan geschreven dat de Zoon door God wordt aangesproken als “hogepriester naar de ordening van Melchisedek”. En dan zegt de schrijver erbij: “Hierover hebben wij veel te zeggen, maar het is moeilijk uit te leggen, omdat gij” – hij heeft het over de Hebreeën – “traag zijt geworden in het horen.” Heb.5:11 De schrijver wilde veel over Melchisedek gaan vertellen, maar hij geeft aan dat het geen ‘melk’ maar ‘vaste spijs’ is, waar je ‘op moet kauwen’. Heb.5:12 Het is verborgen en er zit enorm veel in, dat blijkt wel uit het vervolg. In Hebreeën 7:1 lees je dan: “Want deze Melchisedek, koning van Salem, priester van de allerhoogste God …”. Zo wordt dat ook gezegd in Genesis 14:18: priester van de Allerhoogste. Wanneer in de Bijbel de uitdrukking ‘de Allerhoogste’ wordt gebruikt, moet je opletten. Als God ‘de Allerhoogste’ wordt genoemd, dan betekent dat (de uitdrukking geeft het al aan): ‘Hij is hoger dán …’. Dan gaat het altijd over de God die triomfeert over vijanden. 19

In Genesis 14 lees je die associatie al en in het boek Daniël en in de Psalmen vind je dat ook. “Want deze Melchisedek, koning van Salem, priester van de allerhoogste God, die Abraham bij zijn terugkeer na het verslaan van de koningen tegemoet kwam en hem zegende, aan wie ook Abraham een tiende van alles gegeven heeft, is vooreerst, volgens de uitlegging (van zijn naam): koning der gerechtigheid, vervolgens ook: koning van Salem, dat is: koning des vredes …” Heb.7:1-2 [NBG51] De betekenis van Melchisedek: - - ‘melchi’ komt van ‘melech’ en betekent koning ; ‘sedek’ betekent rechtvaardig of gerechtigheid. Melchisedek betekent dus: koning van de gerechtigheid. Vervolgens ook: koning van Salem. ‘Salem’ betekent vrede, in het Hebreeuws ‘shalom’ en ‘salaam’ in het Arabisch. ‘Koning van Salem’ betekent dus: koning van vrede. Maar het is nog veel frappanter dan wat de schrijver aangeeft. Hij is niet alleen ‘koning van vrede in het algemeen’, maar ook koning van Salem; de aanduiding van de plaats die later ‘Jeruzalem’ zou heten (het heeft trouwens ook nog de naam ‘Jebus’ gehad, maar het is wel degelijk de aanduiding van Jeruzalem). Want als deze Melchisedek dan een type is, een vooruitwijzing naar de Messias die zou komen: de Koning-Priester, dan is het opmerkelijk dat hij juist zijn zetel (of zijn troon) had, in de plaats waar de Zoon van David, de Messias, Zijn heerschappij zal uitvoeren, namelijk: vanuit Jeruzalem. 20

Dus als straks de Messias zal verschijnen in Jeruzalem, dan zal Hij daar Zijn zetel innemen. Maar 4000 jaar eerder heerste daar al een koning onder de naam Melchisedek, koning van Salem. 21

6. Type van Hem, die komen zou En dan staat er verder in Hebreeën 7: “zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsregister, zonder begin van dagen of einde des levens, en, aan de Zoon van God gelijkgesteld, blijft hij priester voor altoos. Merkt dan op, hoe groot deze is …” Heb.7:3-4a [NBG51] In Genesis wordt niet genoemd wie de vader van Melchisedek was en wie zijn moeder was, er wordt geen geslachtsregister gegeven en dat is op zich heel frappant. Hier worden conclusies getrokken uit wat er niet staat in de Bijbel. Dat is eigenaardig en werpt licht op hoe typologie in de Bijbel werkt. Vaste spijzen, dingen die verborgen liggen in het Woord van God. Daar ligt altijd meer in besloten dan je op het eerste gezicht zou denken. Zelfs als je daarin verdergaat, blijkt het nóg rijker te zijn. Als ik zo de Hebreeën-brief lees, dan vind ik dat geweldig. Zelfs uit het gegeven dat er niet vermeld wordt wie de vader en moeder van Melchisedek waren en het feit dat er geen geslachtsregister is, worden lessen getrokken. Normaal gesproken wordt dat aangegeven; als een belangrijk persoon wordt geïntroduceerd, worden zulke dingen altijd vermeld. Juist als het gaat om een priester, dan is afkomst van groot belang. Bij Melchisedek niet; je vindt niets. “… zonder begin van dagen of einde des levens …” 23

Dan staat erbij: “en, aan de Zoon van God gelijkgesteld” – letterlijk staat er ‘gelijkende’, dus op de Zoon van God gelijkende – “blijft hij priester voor altoos”. Eigenlijk staat er ‘ononderbroken’. Van Melchisedek lees je ook niet dat hij zijn priesterschap heeft afgelegd of over moest dragen aan zijn zoon. Dat wordt niet vermeld. Wel zegt de schrijver van de Hebreeën-brief: dat is precies waarom hij een type is van de Messias, want Hij zou ook Priester zijn, maar niet voor even. Hij hoeft Zijn Priesterschap niet af te leggen, om de simpele reden dat Hij de dood heeft overwonnen. Hij blijft ononderbroken Priester en het loutere feit dat in het Oude Testament niet vermeld wordt wanneer het priesterschap van Melchisedek begon of eindigde, is op zich al een aanwijzing dat hij een type is van Hem, die zou komen. Er staat nog bij: “Merkt dan op, hoe groot deze is” – die Melchisedek, als type van Hem, die komen zou. 24

7. Priester, krachtens onvernietigbaar leven Heel hoofdstuk 7 van de Hebreeën-brief gaat over Melchisedek en waarom hij zo’n prachtig type is van onze Heer, Jezus Christus. In Hebreeën 7:15-16 staat: “En nog veel duidelijker wordt het, als naar het evenbeeld van Melchisedek een andere priester opstaat, die dit niet geworden is krachtens een wet met een voorschrift betreffende vleselijke (afkomst), maar krachtens een onvernietigbaar leven.” Het is heel plechtig geformuleerd, maar merkt u op wat hier staat? Een priester onder Israël werd priester omdat hij uit de stam van Levi kwam of, meer speciaal, uit het geslacht van Aäron. Het was een kwestie van vleselijke afkomst; als je dat geslachtsregister had, kon je aanspraak maken op het priesterschap. Maar van Melchisedek lees je geen geslachtsregister, niet wie zijn vader was, of zijn moeder, dat wordt niet vermeld. De Heer Jezus Christus is Koning-Priester naar de ordening van Melchisedek. Waarom? Omdat Hij het niet is geworden krachtens Zijn afkomst. Krachtens Zijn afkomst was Hij Koning, want de Heer Jezus is uitdrukkelijk een nakomeling van Juda; uit de stam van Juda, de koningsstam, de stam aan wie de scepter ooit was toevertrouwd. Meer speciaal, Hij was de Zoon van David, Hij kwam uit de dynastie, het koningshuis van David. Dat was wat Zijn geslachtsregister inhield. 25

Zijn koningschap is dus heel duidelijk gebaseerd op Zijn afkomst. De troon kwam Hem rechtens toe vanwege Zijn register. In Hebreeën 7:16 staat dat het feit dat Hij Priester is geworden, niets met Zijn vleselijke afkomst te maken heeft. Logisch, want het priesterschap kwam juist toe aan de Levieten. Maar wat stond er in het boek der Psalmen? Wat had God gezworen? Hij had gezegd tegen de Messias: “Gij zijt niet alleen Koning, maar Gij zijt Priester, naar de ordening van Melchisedek.” Zodat de Messias, zoals Melchisedek, Koning zou zijn, maar dat niet alleen: Hij zou ook Priester zijn. Dat wil zeggen: de Bemiddelaar van God en mensen, degene die de weg heeft geopend naar God. Dat is precies wat een priester is en wat het priesterschap uitbeeldt. Hij is Priester geworden niet krachtens vleselijke afkomst, maar “krachtens onvernietigbaar leven”. Heel de Bijbelse boodschap gaat over die weggerolde steen, over het feit dat God, als de Allerhoogste, triomfeert over de dood. De steen is weggerold en daarmee is de dood overwonnen. Daar spreekt brood en wijn van; van dát leven en díe overvloed, die aan het licht werden gebracht. Hij is Priester geworden krachtens onvernietigbaar leven. In de Statenvertaling staat: “krachtens onvergankelijk leven”. In de Hebreeën-brief wordt dat uitgelegd: Hij is Priester sinds Zijn opstanding uit de doden. Hij is, in Zijn opstanding uit de doden, verklaard tot Heer en tot Christus, tot Gezalfde. Hand.2:36 26

Daarom is Hij ook de Koning en is Hij, sinds die tijd, de Priester; degene die de weg heeft geopend naar God, Heb.10:10,19 en degene die garant staat voor de overwinning op de dood. Wij mogen dat nu al weten. 27

8. Gezworen, bij de hoogste Naam Melchisedek is een type van de Messias, de Koning-Priester, maar het is ook profetisch: het heeft te maken met wat er gaat gebeuren, als de Heer Jezus Christus straks zal komen. Het volk Israël zal oog in oog komen te staan met de Messias en dan zal hun ‘Melchisedek’ op hen afkomen en Hij zal hen ‘brood en wijn’ geven. Hij zal hen zegen geven – leven en overvloed – en dat zal het begin zijn van de toekomende aeon, het toekomende tijdperk dat dan zal aanvangen. De Koning-Priester verschijnt en Hij zal Zijn zetel gaan innemen in Jeruzalem. Dat is de plaats waar Hij Zijn heerschappij zal aanvangen en “vanaf Zijn troon” – zoals we dat in een lied zingen – “vestigt de Zoon Zijn heerschappij”. Hij vestigt Zijn heerschappij wereldwijd, zodat ‘Melchisedek’ niet alleen maar betekenis heeft in verband met Israël, maar ook in verband met de volkerenwereld. De Koning-Priester zal in Salem leven en overvloed gaan geven aan deze wereld in de toekomende aeon. Maar dat niet alleen, want wij leven nog in afwachting van de aeon die nog moet aanvangen. In Hebreeën 6:13-18 wordt er gesproken over de hoop, over de verwachting. “Want toen God aan Abraham zijn belofte deed, zwoer Hij, omdat Hij bij niemand hoger kon zweren, bij Zichzelf, zeggende: Voorzeker zal Ik u zegenen en zekerlijk u vermeerderen. 29

En zó, door geduld te oefenen, heeft deze het beloofde verkregen. Want mensen zweren bij wie hoger is, en de eed dient hun tot bekrachtiging, als einde van alle tegenspraak. Daarom heeft God, toen Hij des te nadrukkelijker aan de erfgenamen der belofte het onveranderlijke van zijn raad wilde doen blijken, Zich onder ede verbonden, opdat door twee onveranderlijke dingen, waarbij het onmogelijk is, dat God liegen zou, wij, die (tot Hem de) toevlucht genomen hebben, een krachtige aansporing zouden hebben om de hoop te grijpen, die voor ons ligt.” Hebreeën 6 is een schitterend hoofdstuk waarin wordt uitgelegd dat het onmogelijk is, dat God zou liegen. Er wordt uitgelegd dat dat om twee redenen onmogelijk is. Dat God het heeft beloofd, is één ding; dan staat het op zich al vast. Maar bovendien heeft God een eedzwering gedaan en er wordt uitgelegd waarom God dat deed; juist omdat God garant staat. Hij heeft gezworen bij de hoogste Naam die er is. Als God zweert, zweert Hij bij Zichzelf; een hogere Naam is er niet. God zweert bij Zichzelf en juist dat is zo’n enorme solide basis. Een solidere basis kun je niet bedenken voor de verwachting die we hebben. God heeft gesproken, God heeft gezworen dat het zal gaan gebeuren: dat leven en die overvloed – dat brood en die wijn – zal bij wijze van spreken heel de wereld gaan vervullen. De komende aeon zal vol zijn van vrede en van gerechtigheid. God gaat dat bewerken, niet de mens. Hij passeert de mens volkomen daarin en zegt: ‘Die eer houd Ik aan Mij.’ 30

9. Met Christus verborgen in God Ik ben weer terug bij Abram, die ooit naar buiten geroepen werd toen het zo donker was en omhoog moest kijken. Zo zou zijn nageslacht zijn en Abram geloofde God. Dat is precies wat ook tegen ons gezegd wordt. God geeft belofte – belofte op belofte, zo enorm groot! Maar wij staan erbij en we kijken er naar … Met recht; we staan erbij en we kijken ernaar. Je leest wat in het Woord en ‘wat kun je daarmee doen?’, vraagt men dan. Daar kun je helemaal niks ‘mee doen’, dat kun je gewoon geloven. Maar je moet eens opletten wat er gebeurt als je dat gelooft; dat is zo’n enorme power, zo’n enorme basis. Of zal ik het zeggen met de woorden van Hebreeën 6:18? Daar wordt gesproken over “de hoop, om de verwachting te grijpen die voor ons ligt”. In de laatste verzen van Hebreeën 6, gaat de schrijver van de Hebreeën-brief uitgebreid in op de figuur van Melchisedek. “… om de hoop te grijpen, die voor ons ligt. Haar hebben wij als een anker der ziel, dat veilig en vast is, en dat reikt tot binnen het voorhangsel, waarheen Jezus voor ons als voorloper is binnengegaan naar de ordening van Melchisedek hogepriester geworden in eeuwigheid.” Heb.6:18-20 [NBG51] Wij hebben een geweldige verwachting en die verwachting is vast en betrouwbaar. Het is als een anker, het ligt vast. 31

En wij dobberen in deze wereld, op de wereldzee en daar kan van alles gebeuren. Het kan stormen, het bootje kan heen en weer gaan, maar dat anker ligt vast en dat geeft vertrouwen. Dan heb je toch, ondanks alles, rust en vertrouwen. “Haar hebben wij als een anker der ziel, dat veilig en vast is, en dat reikt tot binnen het voorhangsel, waarheen Jezus” – dat wil zeggen: binnen het voorhangsel – “voor ons als voorloper is binnengegaan naar de ordening van Melchisedek hogepriester geworden in eeuwigheid (letterlijk: tot in de aeon).” De Messias, de Koning-Priester zal straks verschijnen. Hij zal het volk Israël laten triomferen over vijanden en Hij zal het komende tijdperk laten aanvangen waarin vrede en gerechtigheid zal heersen. Maar wij hoeven niet zo lang te wachten. Waar de schrijver van de Hebreeën-brief juist op wijst, is dat wij kunnen ingaan binnen het voorhangsel, het heiligdom binnen. Wij weten wat er is gelegen, wat het geheim is van de tijd waarin wij leven. Wij weten ‘waar Abram de most vandaan haalt’: bij ‘Melchisedek’, daar in Salem. En waar is Hij dan nu? Hier, in Hebreeën 6 vers 19, staat het: binnen het voorhangsel. Dat voorhangsel is een sluier, een gordijn. Hij is als Voorloper binnengegaan. Hij is de Hogepriester binnen het voorhangsel. Dat wordt prachtig uitgelegd in de Hebreeën-brief. Het is een scala van onderwerpen dat in die brief aan de orde komt en zo mooi, zo diepgaand. 32

Je moet soms wel ‘kauwen’, maar de schrijver waarschuwt ons ook: het is ‘vaste spijs’. Maar het is geweldig wat de schrijver naar voren brengt. Een hogepriester mocht één keer per jaar naar binnen gaan, in het Heilige der Heiligen, achter het voorhangsel. Dat was met Grote Verzoendag en dan werd het bloed gesprenkeld. Als die hogepriester het heiligdom was binnengegaan, achter dat voorhangsel, dan zag niemand hem: het volk zag hem niet. Waar was hij? Daar in het heiligdom, maar dat werd niet gezien … en dat is karakteristiek voor de tijd waarin wij leven. De Messias, en alles wat bij Hem hoort, is onzichtbaar. Hij bevindt zich achter het voorhangsel, Hij is verborgen. Paulus zegt: “ons leven is met Christus verborgen in God”. Kol.3:3 Wij verbazen ons daar niet over, we weten dat dat zo is. Wij weten: die aeon, dat tijdperk, die vrede en die gerechtigheid gaat aanvangen. Dat zal gebeuren, maar is niet ons werk. Het feit dat wij nu in ‘de boze aeon’3 leven, waarin juist de ongerechtigheid, de oorlog en de onvrede heersen in alle opzichten, brengt ons niet van ons stuk. Waarom niet? Wij hebben een anker en wij weten van Hém, die daar achter het voorhangsel is. Verborgen, dat is waar, “thans zien wij Hem niet”, zegt dezelfde schrijver in Hebreeën 2. Maar wij zien Hem tóch met ‘het oog van het geloof’. 33

Het duurt niet lang meer voordat Hij zal komen en als KoningPriester zal gaan verschijnen, want de termijn is bijna vervuld. Dan gaat die komende aeon aanvangen en je leest over nog meerdere wereldtijdperken die gaan aanbreken. God heeft nog zoveel in petto, als ook deze komende aeon voorbij zal zijn. Dan zal er weer een nieuwe aeon aanbreken. De Bijbel spreekt ook over “de aeonen der aeonen”4. God geeft nog zoveel. Zijn plan met de schepping is zo groots. Het gaat allemaal naar Zijn gemaakt bestek en het eindpunt staat vast: dat is dat Hij de volledige triomf zal behalen. God is GOD, de Allerhoogste. En wij ondertussen – terwijl de Hogepriester nog binnen het voorhangsel is en de wereld niets van Hem ziet of verneemt – : wij wéten het. Wij weten ‘waar Abraham de most vandaan haalt’. 34

BIJLAGE – Typologie in de Schrift Het woord ‘typologie’ komt niet in de Bijbel voor. Het woord ‘type’ (Grieks: tupos) wél. Zo heet Adam een type van Hem die zou komen, “de laatste Adam”. Rom.5:14 En van de gebeurtenissen die Israël in de woestijn overkwamen, wordt gezegd dat ze typen zijn van ons die geloven. Typologie is de bestudering van zulke typen. Een type is een beeld of voorbeeld. Voordat Mozes de tabernakel ging bouwen heeft God hem een type daarvan getoond op de berg. Heb.8:5 Het bestuderen van typen in de Bijbel, is buitengewoon boeiend. Door typen te herkennen, krijgen de Schriften een wonderlijke, onderlinge samenhang. Daarom heten “de Schriften” tezamen ook “de Schrift”, dat wil zeggen: ze vormen een eenheid die niet gebroken kan worden. Joh.10:35 Het ene Bijbelboek verwijst naar een ander Bijbelboek waarmee het, oppervlakkig gezien, geen enkel verband heeft. In 2 Koningen 2 wordt bijvoorbeeld geschreven over een groep van tweeënveertig jongens die Elisa honen en dan door twee berinnen uiteen worden gescheurd. Het heftige tafereel blijkt wonderlijk parallel te lopen met het laatste Bijbelboek waar ook sprake is van twee Beesten (de een had poten als van een berin) die de heilige stad gedurende tweeënveertig maanden zullen vertreden. Het is geen ‘spelletje’ om zo naar de Schrift te luisteren en onder de oppervlakte te zoeken. Integendeel, Paulus neemt het de Galaten zelfs kwalijk dat zij niet zo naar de wet luisterden: “Zegt mij, gij, die onder de wet wilt staan, luistert gij niet naar de wet?” Gal.4:21 [NBG51} 35

En vervolgens laat Paulus zien dat de geschiedenis van het conflict tussen Hagar en Sara staat voor twee verbonden (4:25). Het ene voor werken en slavernij (Sinaï) en het andere voor de belofte en voor vrijheid. Zouden de Galaten hebben geluisterd naar de wet, dan had hen dit niet ontgaan. De Brieven in ‘het Nieuwe Testament’ staan vol van vermeldingen van typen. Eva, genomen uit het lichaam van Adam, verwijst volgens Paulus naar de ekklesia, het lichaam van Christus. Ef.5:31,32 De Hebreeën-brief is vrijwel vanaf het begin tot aan het einde gebaseerd op onderwijs in typen in de Hebreeuwse Bijbel. Zelf spreekt de brief van schaduwen (10:1). De tabernakel als tent, de vele bijbehorende attributen, de offerdienst, de priesters, de sabbat, enzovoort, verwijzen stuk voor stuk naar hetgeen en Degene die komen zou. En wat dacht u van een figuur als Melchizedek van wie we slechts drie verzen (Gen.14:18-20) historische informatie bezitten? Genesis vertelt nauwelijks wat van hem maar is het dan niet verbazend hoe de schrijver van de Hebreeën-brief niettemin uitgebreid ingaat op zijn betekenis?! Waarbij hij niet alleen uitwijdt over wat van hem staat medegedeeld, maar zelfs de ontbrekende informatie blijkt betekenis te hebben! Het feit dat van de priester Melchizedek geen afkomst, geslachtsregister, leeftijd of overlijden wordt vermeld, is volgens Hebreeën 7:3 typerend! Het verwijst namelijk naar de opgewekte Christus, die Priester is “naar de ordening van Melchizedek” (7:15,16). De Schrift zelf gaat ons overvloedig voor in het aanwijzen van typen en spoort ons daarin aan om zinnig en dubbelzinnig naar haar te luisteren. 36

NOTEN 1 Jahweh: In de joodse traditie wordt de naam van God in teksten wel gespeld als הוהי (JHWH), maar niet uitgesproken: in plaats daarvan wordt יָנ ֹדֲא| ינודא (Adonai) gezegd. Bron: https://www.ensie.nl/wiktionary/jahwe 2 Aeon, Grieks: aiōn = een (wereld)tijdperk. Net zoals een uur of een dag een bepaalde periode van tijd is, zo is in de bijbel ook een ‘eon’ een periode van tijd. Bij ‘eonen’ gaat het dan om de langste tijdsperiodes die bekend zijn. 3 ‘De boze aeon’ (Galaten 1:4). Het karakter van dit tijdperk is boosaardig. 4 “De aeonen der aeonen”. Efeze 3:21 duidt op één enkele aeon die de voorgaande aeonen overtreft. Vergelijkbaar met “de koning der koningen”, “het lied der liederen”, “de hemel der hemelen”. De “aeon der aeonen” is de opper-aeon. Het is de aeon van de nieuwe schepping. In deze aeon zal alles tot volmaaktheid worden gebracht en zullen de volkeren genezing ontvangen. Op. 22:2 Bron: Piet, A. (2013). De aion der aionen. GoedBericht, https://goedbericht.nl/de-aion-der-aion/ 37

goedbericht.nl GoedBericht wijst op de ene GOD, Die alles beschikt en bij Wie nooit iets misgaat. Zij wijst op Jezus Christus als Redder der wereld. Jazeker, van alle mensen. Omdat GOD nooit laat varen de werken van Zijn handen! Uitgangspunt is de Bijbelse boodschap zoals Paulus dit als “apostel en leermeester van de natiën” heeft mogen bekendmaken. GoedBericht wil uitsluitend wijzen op wat “er staat geschreven”. Want “de Schrift” bewijst én verklaart zichzelf. goedbericht.nl Bron: Piet, A. (2007). Vanwaar haalde Abraham de mosterd? GoedBericht, https://goedbericht.nl/lezingen/vanwaar-haaldeabraham-mosterd/ In samenwerking met: Stichting Evangelie Om Niet Het Evangelie spreekt van de ene God, Die OM NIET alle mensen redt, verzoent, levend maakt en rechtvaardigt! Gratis online boeken lezen, delen en downloaden (publicaties zijn ook als uitgave op papier verkrijgbaar) evangelieomniet.nl 38

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
Home


You need flash player to view this online publication