21

Zijn koningschap is dus heel duidelijk gebaseerd op Zijn afkomst. De troon kwam Hem rechtens toe vanwege Zijn register. In Hebreeën 7:16 staat dat het feit dat Hij Priester is geworden, niets met Zijn vleselijke afkomst te maken heeft. Logisch, want het priesterschap kwam juist toe aan de Levieten. Maar wat stond er in het boek der Psalmen? Wat had God gezworen? Hij had gezegd tegen de Messias: “Gij zijt niet alleen Koning, maar Gij zijt Priester, naar de ordening van Melchisedek.” Zodat de Messias, zoals Melchisedek, Koning zou zijn, maar dat niet alleen: Hij zou ook Priester zijn. Dat wil zeggen: de Bemiddelaar van God en mensen, degene die de weg heeft geopend naar God. Dat is precies wat een priester is en wat het priesterschap uitbeeldt. Hij is Priester geworden niet krachtens vleselijke afkomst, maar “krachtens onvernietigbaar leven”. Heel de Bijbelse boodschap gaat over die weggerolde steen, over het feit dat God, als de Allerhoogste, triomfeert over de dood. De steen is weggerold en daarmee is de dood overwonnen. Daar spreekt brood en wijn van; van dát leven en díe overvloed, die aan het licht werden gebracht. Hij is Priester geworden krachtens onvernietigbaar leven. In de Statenvertaling staat: “krachtens onvergankelijk leven”. In de Hebreeën-brief wordt dat uitgelegd: Hij is Priester sinds Zijn opstanding uit de doden. Hij is, in Zijn opstanding uit de doden, verklaard tot Heer en tot Christus, tot Gezalfde. Hand.2:36 26

22 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication