101

Maar dit bevel werd niet uitgevoerd. Want er gebeurde iets onverwachts. Een Israëliet (Zimri) kwam met een Midianitische vrouw (Kozbi) het kamp in om met haar gewijde prostitutie te plegen. Pinehas, de kleinzoon van Aäron, doorstak hen beiden met een speer in het slaapvertrek. Toen hield de plaag op (vs.8) en werd “Gods grimmigheid afgewend” (vs.11). Pinehas redde de levens van vele Israëlieten. Door zijn daad ontstond er vrede. Hoewel door deze daad “verzoening” (Hebr. “bedekking”) tot stand werd gebracht, had de dood van Zimri en Kozbi, evenmin als de dood van de Israëlieten die omkwamen ten gevolge van de plaag, enige verzoenende betekenis. Indien het bevel van Mozes was uitgevoerd, zou “de brandende toorn van de HEERE afgekeerd zijn” – maar niet omdat alle schuldigen dan zouden zijn gestraft. Hij zou zijn afgewend omdat God dan zijn doel met Israël had bereikt. Wat God verlangde te zien, wordt verteld in vers 28: “Pinehas... heeft Mijn grimmigheid over de Israëlieten afgewend, doordat hij zich in hun midden met ijver voor Mij heeft ingezet”. De Almachtige streefde niet naar vergelding, of de dood van alle schuldigen, maar naar Israëlieten die Hem met trouw en ijver dienden. Dat doel bereikte Hij hier en zal Hij ook in de toekomst bereiken. Conclusie 1. Indien men met het woord “plaatsvervanging” tot uitdrukking wil brengen dat een onschuldige de schuldigen vervangt, in hun plaats de straf draagt, en dat zijn onschuld de schuldigen wordt toegerekend, dan is de gedachte van plaatsvervanging in strijd met de wet en de profeten. 110

102 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication