machthebber, om bij hem een verzoek in te dienen 16. Er is een verband tussen het “tussenbeide treden” van Christus dat de Hebreeënschrijver noemt (7:25), en zijn “verschijnen in de hemel” waarover de schrijver later spreekt (9:24). Uit het tekstverband blijkt dat dit “verschijnen” niet wordt herhaald (alsof Christus telkens opnieuw naar God zou moeten gaan wanneer zijn discipelen struikelen!) maar dat het eensvoor-altijd heeft plaatsgevonden, bij de hemelvaart. Immers, de schrijver vervolgt: “… ook niet, opdat Hij zichzelf dikwijls offerde, zoals de hogepriester elk jaar ingaat in het heiligdom met vreemd bloed; anders had Hij van de grondlegging der wereld af dikwijls moeten lijden. Maar nu is Hij éénmaal in de voleinding van de eeuwen geopenbaard om de zonde af te schaffen door het slachtoffer van zichzelf” (Hebreeën 9:25-26) Toen Christus in de hemel verscheen, is Hij gaan zitten aan Gods rechterhand. Juist daarom kan Hij voortdurend voor zijn broeders tussenbeide treden (Hebreeën 7:25). Voorspraak In zijn eerste brief houdt Johannes zijn lezers voor: ”…als iemand zondigt, wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, 16 Boden van het Sanhedrin “verschenen” voor de Romeinse overste in Jeruzalem met het verzoek om Paulus te laten transporteren, zodat zij onderweg een hinderlaag konden leggen om hem te doden (Handelingen 23:15). De overste verzocht de neef van Paulus die dit plan aan hem had overgebracht, om aan niemand te vertellen dat hij voor hem was “verschenen” (Handelingen 23:22). De hogepriester Ananias “verscheen” vijf dagen later met enige oudsten en een advocaat, Tertullus, voor stadhouder Felix om Paulus aan te klagen (Handelingen 24:1). Later “verschenen” de overpriesters en andere hooggeplaatste personen uit Jeruzalem voor de nieuwe stadhouder Festus met het verzoek om Paulus te laten transporteren, zodat zij hem vanuit een hinderlaag konden doden (Handelingen 25:2, 25:15). 123
113 Online Touch Home