114

“Want u bent niet genaderd tot de tastbare berg, maar… u bent genaderd tot... de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem…” (12:18, 22) Bovendien vinden we in de brief nog het werkwoord eggizo. Het nieuwe verbond heeft een “betere hoop” dan het oude waardoor wij (dichter) tot God “komen” (7:19). Na opstanding en hemelvaart In preken komt het hogepriesterlijk ambt van Christus dikwijls ter sprake, waarbij men veronderstelt dat Hij dit ambt op aarde al bekleedde. Johannes 17 staat bekend als “het hogepriesterlijk gebed” – hoewel de evangelist het niet zó aanduidt. Volgens de Bijbel was de Here Jezus zolang Hij op aarde leefde nog geen hogepriester. De schrijver van de Hebreeënbrief merkt hierover op: “Want het is overduidelijk dat onze Heer uit Juda gesproten is, ten aanzien van welke stam Mozes nergens van priesters heeft gesproken” (Hebreeën 7:14) Omdat Jezus de “zoon van David” was en van Juda afstamde kon Hij wel koning maar geen priester zijn. Priester werd Hij pas ná zijn opstanding uit de doden. Hij is priester geworden: “niet... naar de wet van een vleselijk gebod, maar naar de kracht van een onvergankelijk leven” (Hebreeën 7:16) Bij zijn opstanding heeft God Hem tot het hogepriesterschap geroepen, door tegen Hem te zeggen: “U bent priester tot in eeuwigheid naar de orde van Melchizedek” (Hebreeën 5:6, vgl. 6:20, 7:17 en Psalm 110:4) 125

115 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication