131

“Dit is het woord van het geloof dat wij prediken: dat, als u met uw mond Jezus als Heer zult belijden en met uw hart geloven dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, u behouden zult worden” (Romeinen 10:9-10, Telos). Gerechtigheid in de Psalmen Gods gerechtigheid is volgens velen zijn handhaving van een volmaakt rechtsevenwicht. Omdat Hij rechtvaardig oordeelt, kunnen misdadigers hun “gerechte straf” niet ontlopen. De psalmdichters en de profeten spreken op een volstrekt andere manier over “gerechtigheid”. In Psalm 51 blijkt dit wel héél duidelijk. Koning David had overspel gepleegd met Batseba, de vrouw van een legerofficier, en bij haar een kind verwekt. Om het misdrijf in de doofpot te kunnen stoppen had hij haar man laten sneuvelen. De koning had een dubbele misdaad begaan. Volgens de wet van Mozes verdiende hij de doodstraf. David erkende zijn schuld en had berouw over zijn zonde. Hij bad: “Red mij van bloedschuld o God, God mijns heils, laat mijn tong over Uw gerechtigheid jubelen” (Psalm 51:16) “Gerechtigheid” betekent hier niet, dat de Schepper elke misdadiger zijn verdiende loon geeft. Het betekent dat Hij diens overtreding “uitdelgt” (Psalm 51:3), hem “wast” van ongerechtigheid en “reinigt” van zonde (Psalm 51:4,9), zodat hij wordt herschapen en vernieuwd (Psalm 51:12) en opnieuw vreugde mag kennen (Psalm 51:10,14). Gerechtigheid is de eigenschap die God ertoe drijft om te redden wie reddeloos verloren is, om te helpen wie geen helper heeft, 144

132 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication