143

Boven het verzoendeksel van de ark, tussen de cherubim die dat deksel overschaduwden, was God op een bijzondere manier aanwezig (Exodus 25:22, 30:6). Vanaf die plaats sprak Hij tot Mozes met een hoorbare stem (Numeri 7:89). De voorzijde van het verzoendeksel was naar het voorhangsel toegekeerd en daarmee ook naar het volk dat zich in de voorhof van de tabernakel bevond. Uit de volgorde waarin het sprenkelen moest plaatsvinden (eerst op de voorkant van het verzoendeksel, daarna voor het verzoendeksel, vervolgens aan de hoornen van het altaar, tenslotte op het altaar) bleek, dat God het initiatief nam en dat het herstel uitging van Hem. Niet de mens bracht een offer en maakte zich daarmee aanvaardbaar in Gods oog, maar God verschafte het middel om de zonde weg te nemen. Hij gaf het bloed op het altaar om “verzoening te doen” voor de levens van de Israëlieten, dus hun tekortkomingen te bedekken (Leviticus 17:11). Ook de frequentie waarmee het sprenkelen plaatsvond is van grote betekenis. De zevenvoudige sprenkeling wijst op een volledige verwijdering van alle tekortkomingen. Nadat Naäman de Syriër zich zevenmaal had gewassen in het water van de Jordaan was hij volkomen genezen van zijn melaatsheid. Zijn lichaam “werd weer gezond als het lichaam van een kleine jongen” (2 Koningen 5:10,14). Zo is het stellig ook met de “onreinheden der Israëlieten en hun overtredingen in al hun zonden”. Door het ware hilasterion dat op Gods tijd is verschenen zullen al die zonden en onreinheden worden weggedaan (vgl. Romeinen 11:26-27). Alles wat de mens God kan aanbieden of voor Hem kan doen is gebrekkig en onvolmaakt. Zelfs de eredienst van Israël, de enige “godsdienst” op aarde die werkelijk door God is ingesteld, was verre van perfect. Maar door het tegenbeeld van het bloed van de zondoffers, het volmaakte leven van de Messias, zullen alle 156

144 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication