147

“rechtvaardigheid getoond door zijn eigen Zoon te straffen”, daarom kan Hij hen nu “gratis” rechtvaardigen. Het woordje “ook” in hun vertalingen spreekt boekdelen. Ook indien God “om niet” rechtvaardigt – wat ogenschijnlijk een aantasting van het rechtsevenwicht is – dan is Hij tóch rechtvaardig omdat Christus “voor de schuld heeft betaald”. Dit denkbeeld ontleenden de vertalers aan de calvinistische traditie. De Statenvertalers en de opstellers van de Voorhoeve-vertaling (H.C. Voorhoeve, G.P. Bronkhorst en dr. N.A.J. Voorhoeve) hebben Paulus’ woorden nauwkeuriger weergegeven: “tot een betoning van zijn rechtvaardigheid in dezen tegenwoordigen tijd – opdat Hij rechtvaardig zij en rechtvaardigende dengene die uit het geloof van Jezus is” (SV, zo ook Telos). In de oorspronkelijke tekst is er geen tegenstelling tussen Gods rechtvaardigheid en zijn rechtvaardiging van de gelovige. Die tegenstelling is er door sommige vertalers ingelegd. Het Griekse woordje kai, dat door de Statenvertalers terecht met “en” is vertaald, heeft dikwijls de betekenis van “namelijk”. Het slot van vers 26 kan daarom ook als volgt worden weergegeven: “opdat Hij rechtvaardig zou zijn, namelijk rechtvaardigend wie uit het geloof van Jezus is” De gedachte van “genoegdoening” ontbreekt in dit vers totaal. Volgens vers 26 eist Gods gerechtigheid niet, zij gééft. Dat God “rechtvaardig” is, een Hebreeuwse “Rechtvaardige”, een tzaddiek, betekent dat Hij falende en te kort schietende schepselen wil helpen en bereid is om hen te rechtvaardigen “om niet”. Het slot van vers 26 is geen contrast met het begin, maar geeft van dat begin juist een verklaring. In de tegenwoordige tijd laat God zien dat Hij rechtvaardig is. Hoe? Door wie “uit het geloof van Jezus is” te rechtvaardigen. 160

148 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication