160

afslaan. De apostel kent maar één soort mensen: vijanden, goddelozen, Adamskinderen die dood zijn in zonden en misdaden. Dat sommige van die goddelozen behouden worden, is alleen maar aan Gods onverdiende goedheid te danken. Niet aan de goede wil van de persoon in kwestie. Als het dáárop zou aankomen, dan zou geen mens worden gered. Volgens Paulus is niemand van nature bereid om naar God te luisteren of aan het evangelie gehoor te geven. Joden en Grieken [= heidenen] zijn ”allen onder de zonde” (Rom.3:9). ”Niemand is rechtvaardig, ook niet één, er is niemand, die verstandig is, niemand die God ernstig zoekt; allen zijn afgeweken, tezamen zijn zij onnut geworden; er is niemand, die doet wat goed is, zelfs niet één” (Rom.3:11-12). Het Nederlands bijbelgenootschap heeft in vs.11 ten onrechte het woord ”ernstig” ingevoegd. Volgens de grondtekst zoekt niemand God, niet ernstig en ook niet spelenderwijs. Sommige mensen worden volgelingen van Jezus, niet omdat zij God zoeken maar omdat de Vader hen trekt (Joh.6:44). Het initiatief gaat nooit van de menselijke partij uit. Zeker, geloof in de Messias is vereist om te kunnen ontsnappen aan de komende toorn (Rom.5:9, 1 Thess.1:10, 5:9). Maar dat geloof is niet uit onszelf; het is Gods gave (Efe.2:8-10). Ons behoud is niet het gevolg van een menselijke keuze of prestatie (Rom.3:28, 2 Tim.1:9, Tit.3:5). Daarom kan ook niemand roemen (1 Kor.1:2631, Efe.2:9). Het onderscheid tussen willige en onwillige mensen bestaat volgens de Bijbel niet. Er zijn gelovigen en ongelovigen, verlosten en verlorenen. Maar niemand ging uit zichzelf naar God op zoek. De opvatting, dat vers 17 een beperkende verklaring zou zijn, is onjuist. In Rom.5:12-21 toont Paulus immers aan, dat de genadegave in Christus overvloediger is dan de veroordeling in Adam. Wie er van uitgaat dat Adam voor alle mensen 173

161 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication