166

zou kunnen worden. Maar ze hebben nog wel een stoffelijk bestaan, waarvoor rechtvaardiging nodig is” 48. “Rechtvaardiging ten leven” is in haar ogen ongeveer hetzelfde als de ”algemene genade” uit de gereformeerde dogmatiek. Indien Gods genade de gevallen mens niet te hulp zou zijn gekomen, aldus de schrijfster, dan zou de mensheid spoedig aan onderlinge gewelddadigheid of aan natuurrampen ten onder zijn gegaan. Elke weldaad die God gedurende de geschiedenis de mensheid heeft bewezen, was gefundeerd op het offer van Jezus. Als God de zonde altijd onmiddellijk had bestraft, was geen mens in leven gebleven. Maar God heeft de mens nog een kortstondig stoffelijk bestaan gegund. Door één daad van ongehoorzaamheid bracht Adam veroordeling over de mensheid, en door één daad van gerechtigheid verwierf Christus voor alle mensen een genade, die veel overvloediger is. Want vanwege Christus’ offer ziet God ontelbare overtredingen door de vingers (vs.16). Dat Gods genadegave tot alle mensen is gekomen (vs.18-19) heeft volgens de schrijfster betrekking op de “rechtvaardiging van een reeds bestaand leven”, niet op het geschenk van een nieuw leven. Eeuwig leven is een bijzondere genade van God die alleen de uitverkorenen ten deel valt. Dat leven werd nooit door de zonde aangetast en had dus ook geen rechtvaardiging nodig. In Rom.5 gaat het om de rechtvaardiging van ons stoffelijk bestaan. Dankzij Gods onverdiende goedheid kunnen alle mensen nog tijdelijke zegeningen genieten. Zoals het genot van een levenspartner, van nageslacht, van voedsel, kleding en onderdak, van rechtvaardige wetten in de samenleving, en van enig besef van God. Ondanks onze overtredingen schenkt God 48 Phillips, R.A. My views on Rom.v.18. Letter published in The Gospel Messenger (Devoted to the Primitive Baptist Cause), July issue, 1886, Butler, GA, USA. 179

167 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication