176

(Rom.5:15-17). Paulus spreekt in 1 Korinthe 15:20 dus over “de ontslapenen” in het algemeen. Dat met het woord “allen” in vs.22 de hele mensheid is bedoeld, blijkt ook wanneer we de verzen 21 en 22 vergelijken. In vers 21 zegt Paulus, dat zoals de dood er is door “één mens”, zo is ook de opstanding der doden er door “één mens”. Via Adam kwam de dood tot al zijn nakomelingen. Via Christus komt het leven tot diezelfde “allen”. In vers 22 betekent “allen”: allen die vanwege Adams val zijn gestorven, dus het hele mensdom. Wanneer de apostel het persoonlijk voornaamwoord “wij” gebruikt bedoelt hij de gelovigen (zie vs.19). Maar wanneer hij het heeft over “allen” of “alle mensen” (vs.19-22), bedoelt hij de hele mensheid. Nederland tegenover Duitsland In de “Bode van het heil in Christus”, het langst bestaande bijbelstudie-blad in Nederland (opgericht in 1858) werd 1 Kor.15:22 op een tegenovergestelde manier uitgelegd. Volgens de schrijver van een artikelenserie in dit blad betekent “levend maken”: uit het graf verrijzen. De apostel spreekt immers over de opstanding der doden (vgl. vs.12-16). Die opstanding leidt voor sommige doden tot eeuwige heerlijkheid, maar bij anderen tot eeuwig afgrijzen (Dan.12:2). De Messias maakte onderscheid tussen een “opstanding ten leven” (= tot eeuwige heerlijkheid) en een “opstanding ten oordeel” (Joh.5:29). In het laatste bijbelboek heeft “levend worden” volgens de schrijver ook de betekenis van “verrijzen”. In Openbaring 20 wordt gesproken over de “eerste opstanding” waaraan alleen gelovigen deel hebben (vs.4-6). Over de rest van de mensheid wordt gezegd: 189

177 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication