35

Kaphar en hilaskomai We pakken de draad weer op in de Hebreeuwse Bijbel. Hét klassieke voorbeeld van gebruik van het werkwoord kaphar vinden we in Leviticus: “Want op deze dag [d.i. de tiende dag van de zevende maand, de Grote Verzoendag] wordt voor u verzoening gedaan [Hebr. “bedekking gedaan”] om u te reinigen; van al uw zonden wordt u voor het aangezicht van de HEERE gereinigd” (Leviticus 16:30) Uit deze tekst blijkt, dat kaphar betrekking heeft op reiniging van zonden. De brief aan de Hebreeën geeft echter het volgende commentaar: “Want de wet, die slechts een schaduw heeft van de toekomstige goederen [= “goede dingen”] en niet het wezen van de dingen zelf, kan nooit met dezelfde offers, die zij jaar in jaar uit ononderbroken brengen, hen die naderen tot volmaaktheid brengen. Zou er anders niet een einde gekomen zijn aan het offeren? Want zij, die de dienst verrichten, zouden zich dan in geen enkel opzicht meer bewust zijn van zonden, wanneer zij eens en voor altijd gereinigd waren. Maar nu wordt men door deze offers elk jaar opnieuw aan de zonden herinnerd. Want het is onmogelijk dat het bloed van stieren of bokken de zonden wegneemt. Daarom zegt Hij bij zijn komst in de wereld: Slachtoffer en spijsoffer hebt U niet gewild, maar U hebt voor Mij een lichaam gereedgemaakt. Brandoffers en offers voor de zonde hebben U niet behaagd. Toen zei Ik: zie, Ik kom – in de boekrol is over Mij geschreven – om uw wil te doen, o God [zie Psalm 40:79]. Daarvoor had Hij gezegd: Slachtoffer en spijsoffer en brandoffers en offers voor de zonde hebt U niet gewild en hebben U niet behaagd, hoewel zij overeenkomstig de wet worden 39

36 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication