gebracht. Daarna sprak Hij: Zie, Ik kom om uw wil te doen, o God. Hij neemt het eerste weg, om het tweede daarvoor in de plaats te zetten” (Hebreeën 10:1-9) Volgens de Hebreeënschrijver gaat het bij “bedekking” ten diepste om het “reinigen” en “tot volmaaktheid brengen” van de Israëlieten, dus het opheffen van hun tekortkomingen. Zodat de betrokkenen “zich niet meer van zonden bewust zijn”. Want hun zonden zijn “weggenomen”. De offers die de Israëlieten brachten waren echter niet effectief. Ze waren niet in staat om de zonden werkelijk weg te nemen. Ze waren een “schaduw” of een “afbeelding” van het goede dat zou komen, niet het goede zelf. Daarom moesten ze ook voortdurend worden herhaald. Ze herinnerden Israël telkens opnieuw aan haar zonden, want “wet doet zonde kennen” (Rom.3:20). Het definitieve offer zou worden gebracht door de Messias. Van Hem heeft David geprofeteerd in de veertigste Psalm. God zou de onvolmaakte reiniging eens opheffen om er een volmaakte “bedekking” voor in de plaats te stellen. De Messias is de door God aangekondigde volmaakte bedekking. Want Johannes merkt in zijn eerste brief op: “Hij [Jezus Christus, de Rechtvaardige] is een verzoening [Gr. hilasmos, bedekking] voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld” (1 Johannes 2:2) “Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon gezonden heeft als een verzoening (Gr. hilasmos, bedekking) voor onze zonden” (1 Johannes 4:10) 40
37 Online Touch Home