soldaten de gewaden van de Gekruisigde zouden verdobbelen (Mattheüs 27, Markus 15, Lukas 23, Johannes 19). En hij duidde de moordenaars aan als heidenen (want “honden” is in de Bijbel beeldspraak voor “heidenen”, zie Mattheüs 15:26-27, Markus 7:27-28). “Vele stieren hebben mij omringd, sterke stieren van Basan hebben mij omsingeld, zij hebben hun muil tegen mij opengesperd als een verscheurende en brullende leeuw. Als water ben ik uitgestort ontwricht zijn al mijn beenderen; mijn hart is als was, het is gesmolten diep in mijn binnenste. Mijn kracht is verdroogd als een potscherf, mijn tong kleeft aan mijn gehemelte; U legt mij in het stof van de dood. Want honden hebben mij omsingeld, een horde kwaaddoeners heeft mij omgeven; zij hebben mijn handen en mijn voeten doorboord. Al mijn beenderen zou ik kunnen tellen; en zij, zij zien het aan, zij kijken naar mij. Zij verdelen mijn kleding onder elkaar en werpen het lot om mijn gewaad” (Psalm 22:13-19) Psalm 22 schildert de kruisiging als het dieptepunt van menselijke vijandschap. Smaad, spot, hoon, venijn, woede, wreedheid, onverschilligheid en leedvermaak zouden zich op de heuvel Golgotha in volle hevigheid openbaren. 74
67 Online Touch Home