92

wil Ik niet aanzien. Doe van Mij weg het getier van uw liederen, het getokkel van uw harpen wil Ik niet horen. Maar laat het recht als water golven, en gerechtigheid als een immer vloeiende beek” (Amos 5:21-24) “Waarmede zal ik de HERE tegemoet treden en mij buigen voor God in den hoge? Zal ik Hem tegemoet treden met brandofferen, met éénjarige kalveren? Zal de HERE welgevallen hebben aan duizenden rammen, aan tienduizenden oliebeken? Zal ik mijn eerstgeborene geven voor mijn overtreding, de vrucht van mijn schoot voor de zonde mijner ziel? Hij heeft u bekend gemaakt, o mens, wat goed is en wat de HERE van u vraagt: niet anders dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben, en ootmoedig te wandelen met uw God” (Micha 6:6-8) Koning David vatte Gods mening over offers als volgt samen: “Gij hebt geen behagen in slachtoffers, dat ik die brengen zou; Aan brandoffers hebt Gij geen welgevallen. De offeranden Gods zijn een verbroken geest; Een verbroken en verbrijzeld hart veracht gij niet” (Psalm 51:18-19) Meer dan alle offers Ook de Griekse Schriften leren dat God in een offer op zichzelf geen behagen heeft. Over de geboden van de wet merkte Christus op: “Het eerste is: Hoor, Israël, de Here, onze God, de Here is één, en gij zult de Here, uw God liefhebben uit geheel uw hart en uit geheel uw ziel en uit geheel uw verstand en uit geheel uw kracht. Het tweede is dit: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Een ander gebod, groter dan deze, bestaat niet” (Markus 12:30-31). 101

93 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication