93

Een schriftgeleerde trok hieruit de volgende “verstandige” conclusie: “Inderdaad, Meester, naar waarheid hebt gij gezegd, dat Hij één is en dat er geen ander is dan Hij. En Hem lief te hebben uit geheel het hart en uit geheel het verstand en uit geheel de kracht, en de naaste lief te hebben als zichzelf, is meer dan alle brandoffers en slachtoffers” (Markus 12:32-33) Het ging God niet om offers, maar om de gezindheid van de offeraar. Toen de Farizeeën tegen Jezus’ discipelen zeiden: “Waarom eet uw meester met de tollenaars en zondaars?” gaf Hij hun het volgende antwoord: “Zij, die gezond zijn, hebben geen geneesheer nodig, maar zij, die ziek zijn. Gaat heen en leert, wat het betekent: Barmhartigheid wil Ik en geen offerande; want Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars” (Mattheüs 9:12-13) Toen de Farizeeën Hem berispten omdat zijn discipelen aren hadden geplukt op de sabbat, zei Hij: “Indien gij geweten hadt, wat het zeggen wil: Barmhartigheid wil Ik en geen offerande, dan zoudt gij geen onschuldigen hebben veroordeeld” (Mattheüs 12:7) Volgens de profeet Hosea (6:6) en volgens de Messias was het niet Gods bedoeling om offers aangeboden te krijgen maar om de Israëlieten door middel van de offerdienst op te voeden tot barmhartigheid. De schrijver van de Hebreeënbrief sloot zich bij dit onderwijs van Christus aan: “Laten wij dan door Hem [d.i. de Messias] Gode voortdurend een lofoffer brengen, namelijk de vrucht onzer lippen, die zijn naam 102

94 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication