31

Dé God Natuurlijk was het slim van Paulus, maar het was meer dan dat. Zij die meerdere goden (er)kennen, kennen geen God in de absolute zin van het woord. Het Griekse woord voor God is Theos en dat betekent Plaatser. God is de Plaatser en Beschikker van alle dingen en Hij is soeverein. Daarom is Hij dan ook werkelijk GOD. Hij is oppermachtig en almachtig, alles wat Hij wil, dat kan en zal Hij doen. Hij is de Bedenker en Schepper van alles. Hij deelt Zijn positie niet met andere goden. Omdat de Grieken meerdere goden vereerden, kenden zij daardoor de GOD niet. 24 De God, die de wereld gemaakt heeft, en alle dingen die daarin zijn, déze, die Heer is van hemel en aarde, woont niet in tempels met handen gemaakt, 25 die ook niet door mensenhanden wordt behandeld, alsof Hij iets behoeft, omdat Hij zelf aan allen leven en adem en alles geeft. De Bron van al het leven Hij is Heer (>Eigenaar en Heerser) van hemel en aarde. De goden die de Grieken kenden, waren door hun eigen handen gemaakt en via hun eigen denkwereld door henzelf “tot leven gebracht”. Maar dé God, die Paulus hen verkondigt, is Degene die al het leven geeft. Hij wordt niet van mensenhanden bediend en woont niet in door mensenhanden gemaakte tempels, maar woont in Zijn schepping, die Hij Zelf gemaakt heeft. En Hij is de Bron van al het leven, Hij is Degene die aan allen het leven, adem en alles geeft. Wat een enorm contrast met de goden van de Grieken en de goden van religie in het algemeen. Altijd worden die “goden” geschilderd als afhankelijk van de mens. Ook in de christelijke religie. Als de mens namelijk geen keuze maakt of de juiste dingen doet, dan gaat hij voor altijd verloren. Het is altijd van de mens afhankelijk. Dus ook daar kent men dé God niet werkelijk. 29

32 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication