15

HET PUBERBREIN UITGELICHT Allereerst even de feiten op een rijtje: • Een puber ben je tussen de 10 en 25 jaar. • De pubertijd start met veranderende melatonine in de pijnappelklier. • Je bent een puber tot je cortex, de buitenste laag van de grote hersenen, is uitgegroeid DE BELANGRIJKSTE VERSCHILLEN TUSSEN PUBERS EN VOLWASSEN ZIJN: • Tijdsbesef – Een puber heeft een ander tijdsbesef en hun slaapritme is verward. Pubers hebben meer slaap nodig en kunnen moeilijk wakker worden, omdat ze minder melatonine hebben dan volwassenen. Het belangrijkste is om inzicht te krijgen in wat een puber meemaakt in deze jaren, zodat je ze beter kan leren begrijpen. 1 2 3 4 De eerste belangrijke pijler is lichamelijke en seksuele ontwikkeling. Dit is een belangrijke en soms lastige fase, vol nieuwe ervaringen en vragen. Deze ontwikkeling is niet alleen fysiek, maar gaat ook gepaard met emotionele veranderingen en onzekerheden. Daarnaast is er de doorontwikkeling van de cortex, of wel de hersenschors. De frontale cortex, verantwoordelijk voor zaken als planning, impulsbeheersing en logisch nadenken, is nog niet volledig ontwikkeld bij pubers. Dit betekent dat pubers soms moeite hebben om de gevolgen van hun acties goed in te schatten en vaak in het moment leven. Nummer drie is de identiteitsontwikkeling. Pubers willen hun eigen identiteit ontwikkelen, los van hun ouders, en dat leidt vaak tot rebellie of een sterke behoefte om hun eigen keuzes te maken. Daarnaast is sociale acceptatie voor pubers essentieel voor hun zelfbeeld. Ze kunnen daardoor gevoelig zijn voor groepsdruk. Tijdens het vormen van hun eigen identiteit stellen ze de vragen als "Wie ben ik?" en "Wat wil ik worden?". Dit proces is vaak verwarrend en kan leiden tot sterke stemmingswisselingen en een wisselend zelfbeeld. En als laatste is er nog de sociaal-emotionele ontwikkeling. Spiegelneuronen spelen een belangrijke rol bij het leren door observatie, iets wat essentieel is in de puberteit. Pubers gebruiken hun spiegelneuronen om sociale situaties te begrijpen en het gedrag van anderen te interpreteren. Ze krijgen inlevingsvermogen en ontwikkelen empathie. Tegelijkertijd kunnen spiegelneuronen ook een rol spelen bij het overnemen van minder gewenst gedrag, zoals roken of alcoholgebruik, omdat hun hersenen gericht zijn op het spiegelen van wat ze zien. • Motivatie – Een puber wordt primair sociaal gemotiveerd. En dat is dan niet sociaal zijn met het gezin, maar natuurlijk met vrienden. Ook nemen ze vooral dingen aan van mensen waar ze naar opkijken. En helaas, dat zijn ook weer niet de ouders. Ook op school geldt dit. Zij doen hun best als de docent leuk is. De sociale verbinding is leidend, dus ze maken zeker afspraken, maar vooral met hun vrienden. • Impulsgedrag – Een puber heeft moeite met het controleren van impulsen. • Beloningscentrum – Je kunt beter gewenst gedrag belonen dan ongewenst gedrag bestraffen. Een puber is supergevoelig voor beloning. Je kunt ze natuurlijk wel leren de consequenties te dragen van hun acties. • Attributietheorie – Een puber vindt het lastig om zichzelf de schuld van iets te geven. • Identiteitsontwikkeling – Een puber is superdruk met dingen die niet op de agenda staan. WAT IS DE BESTE MANIER OM MET EEN PUBER OM TE GAAN? • Je kunt een puber steunen met structuur. • Sociale argumentatie werkt beter dan inhoudelijk argumentatie. • Sluit aan bij hun context. Betrek emotie bij verstand. • Gebruik beloning en consequentie in plaats van strafcultuur. • Toon de empathie die ze zelf niet altijd kunnen tonen. • Lange termijn is lastig te overzien, help ze hierbij. • En deel het rooster niet te lang van te voren. 15

16 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication