Je hebt trainers en je hebt trainers Hans Visser vens komt in iedere training, het verbeteren van de lichaamscoördinatie aan bod. Wat houdt dàt precies in? Jerrol legt uit: “In het voetbal vertalen we dat naar de techniek, die nodig is bij alle bewegingen. Hieronder vallen het passen en trappen van de bal, het maken van schijnbewegingen, de balbehandeling en de looptraining. Voor het ontwikkelen van de lichaamscoördinatie, zijn er diverse oefeningen”. Deel 2, vormgegeven in een klassiek interview, “De trainer en zijn ambitie en werkwijze”. Jerrol in het trainen, opleiden en coachen van E-pupillen: “Ik geloof heilig in de Zeister Visie!” Op onze eerste vraag, hoe een training aan pupillen precies op te bouwen, vertelt hij: “Om ‘t leerproces van de kinderen te vergemakkelijken, is het verstandig een training goed op te bouwen. Dat dien je voor te bereiden. Ik werk een training vooraf altijd nauwgezet uit. Kijk naar de groep die je traint: welke leeftijd en op welk niveau bevinden zij zich. Dan dient duidelijk te worden, wat het “probleem” van de spelers is. Of waar het aan schort tijdens de wedstrijd. Daar dient dan een doelstelling uit te komen voor de training. Je zoekt, of ontwikkelt er zelf, oefenstof bij, wat er voor kan zorgen, dat die doelstellingen worden gehaald. Dan ga je aan de slag en legt het accent op de coaching van de doelstelling.” Dat klinkt allemaal heel simpel, maar hoe weet je dan dat je op de goede weg bent? “Na de training moet er ook altijd gecontroleerd worden of de oefeningen inderdaad geholpen hebben, het voetbalprobleem op te lossen. En of de ze iets geleerd hebben. Dit is een vraag, die ik altijd even aan ze stel. Om te helpen in hun ontwikkeling als voetballer, is een goede evaluatie belangrijk. Een training dient werkbaar te zijn, door te zorgen voor een goede opbouw en een verdeling in fases. Een planmatige aanpak zorgt voor zowel spelers als de trainer, voor duidelijkheid. Eerst de warming up, dan de oriëntatiefase, vervolgens de oefen/leerfase en de toepassingsfase. Dan volgt de afsluiting. Bij pupillen is het belangrijk, dat ze eerst even uitrazen, zodat ze daarna geconcentreerd en gemotiveerd aan de training beginnen. Spelletjes als tikkertje, al of niet met een bal, zijn hiervoor goed te gebruiken. Hoe vult een trainer voor zichzelf en z’n pupillen de fases in? “De oriëntatiefase gebruik ik, om een eerste aanzet te gegeven tot de doelstelling van de training. Het bestaat voornamelijk uit relatief lichte oefenstof, waar meestal op technische aspecten gewezen kan worden. Bijvoorbeeld dribbelen en drijven is een mooie manier bij pupillen om te starten. In de oefen- en leerfase, gebruik ik altijd één of twee belangrijke oefeningen, waaruit de doelstelling van de training duidelijk wordt. Deze sluit deels aan op de oriëntatiefase. Meestal gebruik ik in deze fase afwerkvormen, positiespelen of kleine partijspelen. De toepassingsfase is de fase waarin de spelers al het geleerde in een partijspel moeten kunnen laten zien. Vaak pas ik de regels hierbij aan, zodat er 28 VoetbalTotaal | November 2010
29 Online Touch Home